MODALS 1

Welcome back!
Grammar lesson:
MODALS & reflexive pronouns
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welcome back!
Grammar lesson:
MODALS & reflexive pronouns

Slide 1 - Tekstslide

Goals
After this lesson, you will:

know how to correctly use modals in English sentences.

Slide 2 - Tekstslide

Planning
Today we will:

Learn about the word order of sentences.

Slide 3 - Tekstslide

Like I said...
This class we will be talking about modals. You may have heard of them before, but for your upcoming test it is important that you know all about them.

Slide 4 - Tekstslide

First things first,
what is a modal in Dutch?
A
Koppelwerkwoord
B
Hoofdwerkwoord / Zelfstandig werkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 5 - Quizvraag

Modals
Modal = Hulpwerkwoord

Helpt het belangrijkste werkwoord in de zin om de boodschap over te brengen, het is een aanvulling op het hoofdwerkwoord.

You have to send that letter. = Jij moet die brief versturen.
She must go to work. = Zij moet naar haar werk gaan.

Slide 6 - Tekstslide

Modals
Je hebt verschillende hulpwerkwoorden:
Can - Could - Have to - Should - Must

Je verandert een modal verb nooit in de zin, die blijft altijd hetzelfde. Uitzondering: have to.

I have to - He/She/It has to - We/You/They have to 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de modal (hulpwerkwoord) in deze zin:
She could not leave him alone.

Slide 8 - Open vraag

Wat is de modal in deze zin:
You must walk up the stairs.

Slide 9 - Open vraag

Wat is de modal in deze zin:
He has to give his money away.

Slide 10 - Open vraag

Have to & should
Have to wordt gebruikt om aan te geven dat iemand iets moet doen. Het is dan verplicht.

Should wordt gebruikt om iemand advies te geven wanneer het niet verplicht is. Je zegt dan dus dat het goed/verstandig is om iets op een bepaalde manier te doen.

Slide 11 - Tekstslide

Must

Must gebruik je wanneer de spreker zelf vindt dat iets gedaan moet worden, naar hun eigen mening. 

Ook gebruik je must wanneer je iemand iets sterk wilt aanraden, maar het geen verplichting is.

Slide 12 - Tekstslide

Choose the correct modal:
You ....................... do it, it's in the rules!
A
must
B
have to
C
should
D
could

Slide 13 - Quizvraag

Choose the correct modal:
My advice would be that you ............. see a doctor.
A
should
B
have to
C
must
D
could

Slide 14 - Quizvraag

Fill in the correct modal:
I ........... really look at my finances today, it is high time I update them.

Slide 15 - Open vraag

Fill in the correct modal:
........... you help me figure out which dress I should buy?

Slide 16 - Open vraag

Fill in the correct modal:
Teachers ........... be paid a fair salary for their hard work.

Slide 17 - Open vraag

Reflexive pronouns

Slide 18 - Tekstslide

Reflexive pronouns

Slide 19 - Tekstslide

Welke reflexive pronouns zijn er?

Slide 20 - Tekstslide

Meerkeuzevragen
Welke reflexive pronoun kun je verwerken in de zin?

Slide 21 - Tekstslide

The oven turns off automatically.
A
Himself
B
Itself
C
Yourself
D
Themselves

Slide 22 - Quizvraag

You (plural) will cut the pie....
A
Myself
B
Himself
C
Yourselves
D
Ourselves

Slide 23 - Quizvraag

They built the car without help.
A
Herself
B
Myself
C
Yourselves
D
Themselves

Slide 24 - Quizvraag

We stayed at home without a babysitter.
A
Ourselves
B
Youselves
C
Itself
D
Himself

Slide 25 - Quizvraag

Now, tell me...
What did you learn today?

Slide 26 - Woordweb

Slide 27 - Tekstslide


Make exercises 1,2,5 (page 72)
Extra: 1,2,3,4,5 (page 137)

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Goals
After this lesson, you will:

know how to correctly use modals in English sentences.

Slide 30 - Tekstslide

Homework
Chapter 2
Make: Exercises 56-62
Study: Grammar - Modals

Slide 31 - Tekstslide