Werkwoordspelling: verleden tijd

Welkom!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?

- Korte terugblik op vorige week
- Uitleg persoonsvorm verleden tijd
- Gezamenlijk opdracht maken
- Opdracht Starttaal



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
- Aan het einde van de les weet je welke stappen je moet zetten om de persoonsvorm in de verleden tijd juist te schrijven.
- Aan het einde van de les kun je het 't ex-fokschaap uitleggen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige week: tegenwoordige tijd
Weet je nog...

... hoe je de persoonsvorm vindt?
... of het vindt jij of vind jij moet zijn? En waarom?
... of het jij vindt of jij vind moet zijn? En waarom?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige week: tegenwoordige tijd
... hoe je de persoonsvorm vindt?
Verleden tijd zetten, een vraagzin maken of in het meervoud/enkelvoud zetten
... of het vindt jij of vind jij moet zijn?
vind jij,           want: loop jij
... of het jij vindt of jij vind moet zijn?
jij vindt,           want: jij loopt

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
1. Een groot aantal mensen gaat er deze maand in inkomen op achteruit.
2. Ook op het platteland worden drugs veel gebruikt.
3. Prins Bernhard van Oranje jr. staat bekend als de vastgoedprins, maar ontbreekt volgens de Volkskrant in de ranglijst van de grootste verhuurders van Nederland.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
1. Een groot aantal mensen gaat er deze maand in inkomen op achteruit.
2. Ook op het platteland worden drugs veel gebruikt.
3. Prins Bernhard van Oranje jr. staat bekend als de vastgoedprins, maar ontbreekt volgens de Volkskrant in de ranglijst van de grootste verhuurders van Nederland.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm verleden tijd
Ik loop > ik liep
ik zing > ik zong
ik kijk > ik keek
ik vind > ik vond

Sterke werkwoorden
Veranderen van klank, schrijf je zo kort mogelijk

Slide 8 - Tekstslide

zeggen
lezen
kiezen
geven
Persoonsvorm verleden tijd
Zwakke werkwoorden schrijf je in de verleden tijd als
ik-vorm        + te(n) of de(n)

ik fiets          ik fietste
zij praat       zij praatte
ik voel             ik voelde
wij melden            wij meldden (want de ik-vorm is meld)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is het +te(n) of +de(n)?
Juichte of juichde?
blafte of blafde?
't ex-fokschaap
- Haal van het hele werkwoord -EN af
- Is de laatste letter een t x f k s ch of p, dan gebruik je  
de ik-vorm +te(n)
- Zo niet, dan schrijf je de ik-vorm +de(n)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeldje:
Is het juichte of juichde?

hele werkwoord is juichen
haal -en eraf: juich
eindigt op CH, dus +te
= juichte

Is het dan blafte of blafde?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op:
Is het beloofde of beloofte?
Is het reisde of reiste?

beloven           belov       dus +de            = beloofde
reizen            reiz        dus +de            = reisde

Kijk dus altijd naar het hele werkwoord!

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Korte oefening:

  1. Mijn zusje en ik (dansen) de hele avond.
  2. De docent (praten) veel tijdens de les.
  3. Voor zijn werk (verhuizen) hij naar Amerika.
  4. Hij (vergeten) dat hij een afspraak had om tien uur.
  5. Zij (delen) altijd alles, nu niet meer.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Korte oefening:


  1. Mijn zusje en ik dansten de hele avond.
  2. De docent praatte veel tijdens de les.
  3. Voor zijn werk verhuisde hij naar Amerika.
  4. Hij vergat dat hij een afspraak had om tien uur.
  5. Zij deelden altijd alles met elkaar, nu niet meer.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies