H3 - grammatica/formuleren

H3 - grammatica/formuleren
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3 - grammatica/formuleren

Slide 1 - Tekstslide

Zinsdelen

Slide 2 - Woordweb

Woordsoorten

Slide 3 - Woordweb

De persoonsvorm is een:
A
Werkwoord
B
Zelfs. naamwoord
C
bijvoegelijk naamwoord
D
Een vorm van lidwoord

Slide 4 - Quizvraag

De olifanten uit de dierentuin zijn naar een nieuw verblijf verhuisd.

Noteer het onderwerp.

Slide 5 - Open vraag

De scheidsrechter gaf de speler een rode kaart.

Wat is het lijdend voorwerp?
A
De scheidsrechter
B
gaf
C
de speler
D
een rode kaart.

Slide 6 - Quizvraag

De scheidsrechter gaf de speler een rode kaart.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
De scheidsrechter
B
gaf
C
de speler
D
een rode kaart.

Slide 7 - Quizvraag

Mijn zusje is degene ....... ik huiswerk maak.
A
Met wie
B
Waarmee

Slide 8 - Quizvraag

Breed lachtend vertelde Maud over haar overwinning.

Benoem de beknopte bijzin.

Slide 9 - Open vraag

Leg uit: wanneer is er sprake van een beknopte bijzin?

Slide 10 - Open vraag

Van de ondervraagden zijn 55% het eens met het beleid.

Is er in deze zin sprake van incongruentie?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Nadat de gordijnen wapperden kwamen ze snel binnen.

Hoe noem je de fout in deze zin?

Slide 12 - Open vraag

Astrid is verpleegster in het ziekenhuis.

Deze zin is:
A
Bedrijvend (actief)
B
Lijdend (passief)

Slide 13 - Quizvraag

De rode auto wordt door Henk gepoetst.

Maak deze zin bedrijvend.

Slide 14 - Open vraag