H15 Groene Chemie

Groene Chemie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Groene Chemie

Slide 1 - Tekstslide

Atoomeconomie
Formules in BINAS 37H:
1. Atoomeconomie
2. Rendement
3. E-factor 

Slide 2 - Tekstslide

Atoomeconomie






* te berekenen met de reactievergelijking en de molaire massa's
* massa% van de atomen van de beginstoffen in het product 

Slide 3 - Tekstslide

Rendement






* Te berekenen uit de reële opbrengst

Slide 4 - Tekstslide

E-factor




* te berekenen met de reactievergelijking, de molaire massa's
   en het rendement !
* hoeveel kg afval er ontstaat per kg geproduceerd product.

Slide 5 - Tekstslide

Welke bewering is juist over atoomeconomie...
A
kan > 100 % zijn
B
heeft een waarde van 0-100 %
C
Kan negatief zijn
D
is altijd 100% bij een vormingsreactie

Slide 6 - Quizvraag

Welke reactie heeft een atoomeconomie van 100 %
A
verbranden aluminium
B
verbranden methaan
C
methanol + ethaanzuur wordt ester + water
D
hydrolyse van de olie van glycerol en oliezuur

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de atoomeconomie van:

N2+3H22NH3
A
50%
B
75%
C
100%
D
Geen idee

Slide 8 - Quizvraag

atoomeconomie 80%; rendement 50%
E factor?
A
1 (g per g product)
B
60 gram
C
1,5 %
D
1,5 (g per g product)

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de E-factor van een proces met een atoomeconomie van 50% en een rendement van 50%?
A
1
B
5
C
3
D
0,25

Slide 10 - Quizvraag



azijnzuur (CH3COOH) wordt gemaakt uit methanol en koolstofmono-oxide. Het rendement is 75%. Bereken de E-factor

CH3OH+COCH3COOH
A
0,33
B
25
C
33
D
75

Slide 11 - Quizvraag

Welke bewering is juist over rendement...
A
kan > 100 % zijn
B
heeft een waarde van 0-100 %
C
Kan negatief zijn

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

De energie die nodig is om een reactie op gang te brengen, wordt ... genoemd.
A
de reactiewarmte
B
de ontbrandings-temperatuur
C
de activeringsenergie
D
het energieverschil

Slide 14 - Quizvraag


Bereken de reactiewarmte van:


A
– 448000 J / mol
B
337500 J / mol
C
448000 J / mol
D
– 337500 J / mol

Slide 15 - Quizvraag

Bij een exotherme reactie is het teken van de reactiewarmte...
A
positief
B
negatief
C
positief of negatief
D
dat kun je zo niet zeggen

Slide 16 - Quizvraag

Een katalysator
  • wordt niet verbruikt
  • verhoogt de reactiesnelheid
  • verlaagt de activeringsenergie
  • maakt soms een ander reactiemechanisme mogelijk

Slide 17 - Tekstslide

Wat doet een katalysator
met de reactiesnelheid?
A
vertraagt
B
versnelt
C
hangt af van de soort katalysator
D
geen invloed

Slide 18 - Quizvraag