In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Werkwoordspelling
Slide 1 - Tekstslide
Vormen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd
Gebiedende wijs
Voltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord
Infinitief (hele werkwoord)
Bijvoeglijk naamwoord
PVTT
PVVT
GW
VD
OD
INF
BN
Slide 2 - Tekstslide
De ham-vraag
Voor een correcte werkwoordspelling, moet je altijd eerst een belangrijke vraag stellen. Namelijk:
Heb ik te maken met een persoonsvorm???
Slide 3 - Tekstslide
Waarom?
Deze vraag is heel belangrijk. Kijk maar:
Hier is vorige week een ongeluk gebeur... Het is een gevaarlijk kruispunt. Best kans dat er nog een ongeluk gebeur..
Slide 4 - Tekstslide
Hoe herken je de pv?
Verander de zin van tijd. Het woord dat verandert, is de pv.
Ik heb nog niet ontbeten. --> Ik had nog niet ontbeten.
Hij liep op straat. --> Hij loopt op straat.
Slide 5 - Tekstslide
Hoe spel je de persoonsvorm?
In de volgende twee overzichtjes zie je hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de persoonsvorm van een zwak werkwoord in de verleden tijd moet spellen.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
de(n) of te(n)?
Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't ex-kofschip.
hele werkwoord -en: branden / verven
dus: brand/ verv. Zit die laatste letter in txkfschp?
nee: de(n): de(n)
ja: te(n): te(n)
ik-vorm van werkwoord + uitgang : brandde(n) / verfde(n)
Slide 10 - Tekstslide
de(n) of te(n)?
Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen
hele werkwoord -en = verhuizen
laatste letter in 't ex-kofschip?: nee
dus de(n)
ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)
Slide 11 - Tekstslide
Sterke werkwoorden
Je schrijft wat je hoort: sloeg, riep, brak, dacht, reed
Slide 12 - Tekstslide
Soms is een deelwoord 'onvoltooid'
= niet af, nog bezig
Hij kwam huilend binnen.
Lachend liep zij weg.
Liggend in bed, volgde ik de online les. ALTIJD HET HELE WERKWOORD+D
Zo'n onvoltooid deelwoord kun je ook als bijvoeglijk naamwoord gebruiken:
de huilende jongen, het lachende meisje, de etende leerlingen
Slide 13 - Tekstslide
een onvoltooid deelwoord
A
is het hele werkwoord met-d(e)
B
is de stam met-d
C
soms d en soms niet
Slide 14 - Quizvraag
(mopperen) en (huilen) kwam de voetballer de kleedkamer in.
A
mopperent en huilend
B
mopperend en huilent
C
mopperend en huilend
Slide 15 - Quizvraag
Voltooid: het is gelukt, het is klaar, het is gedaan, voltooid.
Het voltooid deelwoord:
Wij hebben geluisterd.
Hij heeft geschreven.
Ik ben naar de stad geweest.
Zij heeft de muren geverfd.
Slide 16 - Tekstslide
't ex Kofschip
txkfschp
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Sjaan (verhuizen) morgen en Job is gisteren (verhuizen)
A
Sjaan verhuist en Job is verhuisd
B
Sjaan verhuisd en Job is verhuist
C
Sjaan verhuisd en Job is verhuisd
D
Sjaan verhuist en Job is gisteren verhuist.
Slide 19 - Quizvraag
GEBIEDENDE WIJS: ............ mijn vraag snel!
A
Beantwoord
B
Beantwoort
C
Beantwoordt
Slide 20 - Quizvraag
GEBIEDENDE WIJS: ........ het zo snel mogelijk als je het niet meer kunt volgen.
A
meld
B
melt
C
meldt
Slide 21 - Quizvraag
Werkwoorden die uit het Engels komen, vervoeg je volgens de gewone Nederlandse regels.
Dus:
Hij deletet de bestanden. (stam + t)
Wij raceten gisteren de heuvel af. (stam + ten)
Wij hebben de bestanden gesaved. (ge + stam + d)
Slide 22 - Tekstslide
Sorry, ik heb je document ........ (deleten)
A
gedelete
B
gedelet
C
gedeletet
D
gedieliet
Slide 23 - Quizvraag
Gebruik je een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord, dan spel je dat woord zo kort mogelijk.
de gedownloade bestanden
het afgebrande huis
de afgemelde leerlingen
Slide 24 - Tekstslide
De ....................... vragen kan ik vanaf nu vergeten.
A
beantwoorde
B
beantwoordde
C
beantwoorden
D
beantwoordden
Slide 25 - Quizvraag
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
Slide 26 - Quizvraag
De (aanbranden) aardappels zijn weggegooid.
A
aangebranden
B
aangebrandde
C
aanbrandende
D
aangebrande
Slide 27 - Quizvraag
(vinden) alsjeblieft die bankpas terug, voor er misbruik van wordt gemaakt.
A
Vond
B
Vindt
C
Vind
Slide 28 - Quizvraag
Schrijf hier op wat je nog niet snapt of wat je nog wilt weten.
Slide 29 - Open vraag
Fijne vakantie!
Blijf even hangen als je nog iets wil vragen of bespreken.