Hst 19

Vandaag Hst 19 

Hoofdstuk 19 verwijswoorden 
Pak je Kern-boek erbij 

Hst 17 functiewoorden (alinea)
Hst 18 verbindingswoorden (tussen zinnen)



1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag Hst 19 

Hoofdstuk 19 verwijswoorden 
Pak je Kern-boek erbij 

Hst 17 functiewoorden (alinea)
Hst 18 verbindingswoorden (tussen zinnen)



Slide 1 - Tekstslide


vandaag: hst 19 

morgen: hst 19 afmaken & in les werken aan boekopdracht

vrijdag: herhalen voor PTO

dinsdag: herhalen voor PTO

Hst voor PTO: 12, 13, 17, 18, 19, 20, 21 


Programma tot aan PTO

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel 
Leesvaardigheid vergroten:
wat zijn verwijswoorden? 
En welk nut hebben ze eigenlijk? 
Je leert verwijswoorden te herkennen en bijzonderheden ontdekken en uitleggen


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag 
Maak vraag 1, 2, 3
Hst 19 blz. 
timer
8:00

Slide 11 - Tekstslide

Nakijken 1, 2, 3

Slide 12 - Tekstslide

Nu op Numo: 
Taken 

Slide 13 - Tekstslide

Morgen 


Leesboek & laptop mee
En huiswerk: vraag 6 + 7 + 8 van hst 19 
Eventueel nu aan beginnen 




Slide 14 - Tekstslide

Vandaag
Hoofdstuk 19 verwijswoorden 

1e uur: huiswerk (vraag 6,7,8) nakijken; leg op tafel

2e uur: samenwerken aan boekopdracht 





Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk was

En huiswerk: vraag 6 + 7 + 8 

van hst 19 





Slide 16 - Tekstslide

Antwoorden 1
1 a mijn – de schrijver/spreker
die – lievelingsneef
b dat – broertje
c zijn – Nils
d elkaar – Joost en Janneke
e waarvan – een niveau

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden 2
2 a ze – voornaamwoord, verwijst naar Mathilde
b de lerares – zelfstandig naamwoord, verwijst naar Jannie Jansen
c daar – bijwoord, verwijst naar Amsterdam
d zijn – voornaamwoord, verwijst naar Karel
e dat – voornaamwoord, verwijst naar Pacman

Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden 3
 a De schrijver bedoelt dat je de medicijnen in het keukenkastje moet bewaren, maar ‘ze’ kan ook verwijzen naar ‘kinderen’.

b De schrijver bedoelt dat de foto’s sinds WOII verbogen zaten in het archief van de Amsterdamse politie, maar ‘die’ kan ook verwijzen naar ‘onbekende mannen’. 

Slide 19 - Tekstslide

Antwoorden 3
c De schrijver bedoelt dat de boer niet wil dat de kippen worden opgepakt. Met ‘dat’ wil de schrijver dus verwijzen naar het oppakken van de kippen. Maar ‘dat’ kan ook alleen naar ‘oppakken’ verwijzen. In die betekenis wil de boer zelf niet opgepakt worden.

d Je kunt deze zin opvatten als dat Willem Alexander in één week vier troonredes heeft gehouden. Wat de schrijver echter bedoeld zal hebben, is dat Willem-Alexander deze week zijn vierde troonrede ooit heeft gehouden.

Slide 20 - Tekstslide

Antwoorden 3
e In deze zin kan ‘die’ verwijzen naar ‘een ingelijste foto van een glimlachende vrouw’, maar ook naar 'een glimlachende vrouw’. In het eerste geval is het de foto die op tafel ligt, in het tweede geval ligt er echt een glimlachende vrouw op tafel. 

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 8 
Geef degene die naast jou zit jouw vraag 8. 
Lees de versie van je klasgenoot.

Kijk dan samen naar beide versies en overleg wat je verschillend hebt en waarom. 

Is de optie van je buurman goed/fout/beter of alleen anders? 
timer
3:00

Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden 8: een optie 
De beste popgroep allertijden is misschien wel The Beatles. The Beatles heeft maar tien jaar bestaan, maar een decennium was genoeg om geschiedenis te schrijven. De band bestond uit gitaristen John Lennon, Paul McCartney, George Harrison en drummer Richard Starkey. Starkey liet zichzelf Ringo Starr noemen. Zingen konden Lennon, McCartney, Harrison en Ringo Starr alle vier. Op ieder album was het zangtalent van alle bandleden te horen: elke Beatle had minstens één zangnummer, een typische Beatles-traditie.

Slide 23 - Tekstslide

Boekverslag 
Ga met je groepje zitten en gebruik dit uur om de gezamenlijke vraag te maken

Heb je het al af, kun je een oefenblad gaan maken en beginnen met herhalen 

Slide 24 - Tekstslide