Hst 19

Op tafel:
Laptop
Telefoon in zwarte zakkie
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Op tafel:
Laptop
Telefoon in zwarte zakkie

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Op tafel:
Huiswerk + kernboek

Telefoon in zwarte zakkie

Slide 2 - Tekstslide

Agenda
  1. Kort terug naar 18, huiswerk check en bespreken
  2. Theorie 19
  3. Toepassen met vragen in lessonup. Log dus in
  4. Maken opdrachten

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk

Hst 18 8+9

 



Slide 4 - Tekstslide

vraag 8 
a Iemand van vijftig die vroeger is gepest is er zowel fysiek als psychisch slechter aan toe dan een vijftiger die niet is gepest. De gepesten hadden grotere kans op depressie, angststoornissen en suïcidale gedachtes. Daarnaast zijn ze vaker laagopgeleid, hebben ze een lager salaris en zijn ze vaker werkloos. Gepeste mannen hadden bovendien een kleinere kans op een relatie.

 b Vijftien procent van de kinderen werd en wordt regelmatig gepest.

Slide 5 - Tekstslide

vraag 8 
c Mensen die regelmatig worden gepest hebben kans op depressies, angststoornissen en suïcidale gedachtes, en ze zijn doorgaans minder tevreden met hun leven.

 d De ‘andere factoren’ uit de kop gaat over de andere mogelijke oorzaken die ervoor zouden kunnen zorgen dat het met de gepeste personen minder goed ging.


Slide 6 - Tekstslide

vraag 8 
e Louise Arseneault vindt dat dat idee moet worden losgelaten, omdat pesten op lange termijn grote negatieve effecten heeft op kinderen.
 
f Bijvoorbeeld: Ja, want ik ben erg geschrokken van de effecten die pesten kan hebben op de lange termijn, en ben er nu nog meer tegen.
  Of: Nee, want mijn beeld van pesten was altijd al dat het erg slecht en schadelijk is.



Slide 7 - Tekstslide

vraag 9 
dat blijkt uit – reden, oorzaak, gevolg
 bijvoorbeeld – voorbeeld
 en – opsomming
 vervolgens – opsomming
 zowel … als – opsomming
 bovendien – opsomming
 en – opsomming
 in vergelijking met – vergelijking               denk aan – voorbeeld
 ook – opsomming                                             maar – tegenstelling
 nadat – tijd                                                           dus – conclusie

Slide 8 - Tekstslide

Vandaag Hst 19 

Hoofdstuk 19 verwijswoorden 
Pak je Kern-boek erbij 

Hst 17 functiewoorden (functie van de alinea)
Hst 18 verbindingswoorden (tussen zinnen)



Slide 9 - Tekstslide

Leerdoel 
Leesvaardigheid vergroten:
wat zijn verwijswoorden? 
En welk nut hebben ze eigenlijk? 
Je leert verwijswoorden te herkennen en bijzonderheden ontdekken en uitleggen


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag 
Maak vraag 1, 2, 3
Hst 19 blz. 
timer
8:00

Slide 18 - Tekstslide

Nakijken 1, 2, 3

Slide 19 - Tekstslide

Nu op Numo: 
Taken 

Slide 20 - Tekstslide

Morgen 

Leesboek & laptop mee
En huiswerk: vraag 6 + 7 + 8 van hst 19 
Eventueel nu aan beginnen 




Slide 21 - Tekstslide

Vandaag
Hoofdstuk 19 verwijswoorden 

1e uur: huiswerk (vraag 6,7,8) nakijken; leg op tafel






Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk was

En huiswerk: vraag 6 + 7 + 8 

van hst 19 





Slide 23 - Tekstslide

Antwoorden 1
1 a mijn – de schrijver/spreker
die – lievelingsneef
b dat – broertje
c zijn – Nils
d elkaar – Joost en Janneke
e waarvan – een niveau

Slide 24 - Tekstslide

Antwoorden 2
2 a ze – voornaamwoord, verwijst naar Mathilde
b de lerares – zelfstandig naamwoord, verwijst naar Jannie Jansen
c daar – bijwoord, verwijst naar Amsterdam
d zijn – voornaamwoord, verwijst naar Karel
e dat – voornaamwoord, verwijst naar Pacman

Slide 25 - Tekstslide

Antwoorden 3
 a De schrijver bedoelt dat je de medicijnen in het keukenkastje moet bewaren, maar ‘ze’ kan ook verwijzen naar ‘kinderen’.

b De schrijver bedoelt dat de foto’s sinds WOII verbogen zaten in het archief van de Amsterdamse politie, maar ‘die’ kan ook verwijzen naar ‘onbekende mannen’. 

Slide 26 - Tekstslide

Antwoorden 3
c De schrijver bedoelt dat de boer niet wil dat de kippen worden opgepakt. Met ‘dat’ wil de schrijver dus verwijzen naar het oppakken van de kippen. Maar ‘dat’ kan ook alleen naar ‘oppakken’ verwijzen. In die betekenis wil de boer zelf niet opgepakt worden.

d Je kunt deze zin opvatten als dat Willem Alexander in één week vier troonredes heeft gehouden. Wat de schrijver echter bedoeld zal hebben, is dat Willem-Alexander deze week zijn vierde troonrede ooit heeft gehouden.

Slide 27 - Tekstslide

Antwoorden 3
e In deze zin kan ‘die’ verwijzen naar ‘een ingelijste foto van een glimlachende vrouw’, maar ook naar 'een glimlachende vrouw’. In het eerste geval is het de foto die op tafel ligt, in het tweede geval ligt er echt een glimlachende vrouw op tafel. 

Slide 28 - Tekstslide

Vraag 8 
Geef degene die naast jou zit jouw vraag 8. 
Lees de versie van je klasgenoot.

Kijk dan samen naar beide versies en overleg wat je verschillend hebt en waarom. 

Is de optie van je buurman goed/fout/beter of alleen anders? 
timer
3:00

Slide 29 - Tekstslide

Antwoorden 8: een optie 
De beste popgroep allertijden is misschien wel The Beatles. The Beatles heeft maar tien jaar bestaan, maar een decennium was genoeg om geschiedenis te schrijven. De band bestond uit gitaristen John Lennon, Paul McCartney, George Harrison en drummer Richard Starkey. Starkey liet zichzelf Ringo Starr noemen. Zingen konden Lennon, McCartney, Harrison en Ringo Starr alle vier. Op ieder album was het zangtalent van alle bandleden te horen: elke Beatle had minstens één zangnummer, een typische Beatles-traditie.

Slide 30 - Tekstslide

Boekverslag 
Ga met je groepje zitten en gebruik dit uur om de gezamenlijke vraag te maken

Heb je het al af, kun je een oefenblad gaan maken en beginnen met herhalen 

Slide 31 - Tekstslide