V1 H5+ H6 Meewerkend voorwerp en Bijwoordelijke bepaling

Zinsdelen:
H5 Het meewerkend voorwerp
H6 Bijwoordelijke bepaling
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Zinsdelen:
H5 Het meewerkend voorwerp
H6 Bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
* Ik weet hoe ik de zin in zinsdelen moet verdelen.

* Ik weet hoe ik het meewerkend voorwerp kan vinden.  

* Ik weet hoe ik de bijwoordelijke bepaling kan vinden.



Slide 2 - Tekstslide

Maar eerst...
* ... herhalen van het verdelen in zinsdelen.

* ... herhalen van de zinsdelen persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp en naamwoordelijk gezegde



Slide 3 - Tekstslide

In welke volgorde moet je zinsdelen benoemen?
A
pv - zinsdelen - gez - ow - lv
B
pv - gez - zinsdelen - ow - lv
C
zinsdelen - ow - pv - gez - lv
D
pv - zinsdelen - gez - ow - lv

Slide 4 - Quizvraag

Waar is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


Wanneer halen we ons nieuwe huisdier op uit het asiel?
A
Wanneer/ halen /we/ ons /nieuwe huisdier/ op/ uit het asiel?
B
Wanneer/ halen /we/ ons nieuwe huisdier/ op/ uit het asiel?
C
Wanneer/ halen /we/ ons nieuwe huisdier op/ uit het asiel?
D
Wanneer halen /we/ ons /nieuwe huisdier/ op/ uit het asiel?

Slide 5 - Quizvraag

Waar is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


In onze straat worden de auto's vaak op de stoep geparkeerd. 
A
In onze straat worden/ de auto's/ vaak /op de stoep/ geparkeerd.
B
In onze straat worden/ de auto's/ vaak /op de stoep geparkeerd.
C
In onze straat/ worden/ de auto's/ vaak/ op de stoep/ geparkeerd.
D
In onze straat/ worden/ de auto's/ vaak op de stoep/ geparkeerd.

Slide 6 - Quizvraag

Wat hoort niet bij het gezegde?
A
Splitsbaar deel van het werkwoord
B
in
C
te
D
aan het

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Klas V1 leert het lijdend voorwerp te vinden.
A
Klas HV1
B
leert
C
het lijdend voorwerp
D
te vinden

Slide 8 - Quizvraag

Het ijs is inmiddels grotendeels gesmolten.
A
WG
B
NG

Slide 9 - Quizvraag

Noteer het gezegde ( WG= of NG= )
Het ijs is inmiddels grotendeels gesmolten.

Slide 10 - Open vraag

Helaas kunnen we niet meer schaatsen.
A
WG
B
NG

Slide 11 - Quizvraag

Noteer het gezegde ( WG= of NG= )
Helaas kunnen we niet meer schaatsen.

Slide 12 - Open vraag

Het strand van Rockanje is een heerlijke plek in de zomer.
A
WG
B
NG

Slide 13 - Quizvraag

Noteer het gezegde ( WG= of NG= )
Het strand van Rockanje is een heerlijke plek in de zomer.

Slide 14 - Open vraag

Bijwoordelijke bepaling (BWB)
Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft antwoord op vragen als: 
Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar? Wanneer?  etc.

Vaak zijn de zinsdelen die overblijven nadat je pv t/m mv benoemd hebt bwb.

Let op: niet alle bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op een vraag. Ook woorden zoals niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, misschien, vermoedelijk en waarschijnlijk zijn bijwoordelijke bepaling.

Slide 15 - Tekstslide

Werk samen:
* In de break-out room.
* In groepjes van 3 leerlingen.
* Werk in het wordbestand 'bijwoordelijke bepaling' dat je van de docent krijgt.

Volg het stappenplan zinsdeelstreepjes zetten en benoem daarna de zinsdelen.
* Lever straks een foto in van jullie resultaat.

Slide 16 - Tekstslide

Lever hier een duidelijke foto in.

Slide 17 - Open vraag

Bedenk zelf een bwb bij:
1. De docent gaf een goede uitleg aan de leerlingen.
2. De jongen vertelde haar zijn geheim.
3. De leiding van het toernooi heeft de winnaar de medaille gegeven.
4. De verpleegster gaf dagelijks de aspirine tegen de pijn.

Slide 18 - Tekstslide


Slide 19 - Open vraag

Aan de slag!
>> Huiswerk t/m Mv af?
>>  Maak H6 bijwoordelijke bepaling: S, 1, 2, 3, 4, 8B - kom 20 minuten voor tijd terug in de les (12:00 uur)
>> De anderen doen mee en die zal ik  extra uitleg geven over het MV.
















































Ik ga direct aan het werk en  blijf aan
het werk.


Als ik een vraag heb, stel ik
die FLUISTEREND aan mijn
docent
.







Klaar?
       > bij score onder 60%
       > als je dat met mij hebt afgesproken.
Volg daarna de planning op It's.

Slide 20 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp komt voor in zinnen waarin iemand iets 'vertelt' (uitleggen, zeggen, enzovoort) of 'geeft' (lenen, sturen, overhandigen, enzovoort).


Tip!
Bij het meewerkend voorwerp moet je de woorden 'aan' of 'voor' toe kunnen voegen of weg kunnen laten.

Slide 21 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
MV = geeft aan voor wie iets (het lv) bestemd is.
  • Kan alléén in een zin met een lijdend voorwerp staan.
  • Stappenplan: zoek eerst PV, OW, WG en LV.
  • Vraag voor het MV: aan OF voor wie/ wat + WG + OW + LV 
  • Check: Je kunt er aan of voor voor plaatsen OF aan of voor weglaten uit het zinsdeel.
  • Ik vertel jou altijd mijn geheimen.
  • Ik /vertel/ jou/ altijd/ mijn geheimen.
  • MV = aan / voor wie vertel ik altijd mijn geheimen? --> (aan) jou

Slide 22 - Tekstslide

Zoek de zinsdelen als volgt:
PV: onderstreep de pv, zet er een streepje voor èn achter.
Zet zinsdeelstreepjes volgens het stappenplan: 
WG: alle werkwoorden + de PV (+ 'aan het'/ 'te' / zich/ splitsbaar ww)
OW: wie/ wat + WG = onderwerp
LV: wie/ wat + OW + WG = lijdend voorwerp
MV: aan/ voor wie/ wat + WG + OW + LV 



Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Werk samen:
* In de break-out room.
* In groepjes van 3 leerlingen.
* Werk in het wordbestand 'meewerkend voorwerp' dat je van de docent krijgt.

Volg het stappenplan zinsdeelstreepjes zetten en benoem daarna de zinsdelen.
* Lever straks een foto in van jullie resultaat.

Slide 25 - Tekstslide

Lever hier een duidelijke foto in.

Slide 26 - Open vraag


1. De docent gaf een goede uitleg.
PV = gaf
WG = gaf
OW = de docent
LV = een goede uitleg

Mv erbij: De docent gaf de leerlingen een goede uitleg .

2. De jongen vertelde zijn geheim.
PV = vertelde
WG = vertelde
OW = de jongen
LV = zijn geheim

Mv erbij: De jongen vertelde (aan) haar zijn geheim.





3. De leiding van het toernooi heeft de medaille gegeven.
PV = heeft
WG = heeft gegeven
OW = de leiding van het toernooi
LV = de medaille

Mv erbij: De leiding van het toernooi heeft (aan) de winnaar de medaille gegeven.

4. De verpleegster gaf dagelijks de aspirine tegen de pijn.
PV = gaf
WG = gaf
OW = de verpleegster
LV = de aspinine

De verpleegster gaf (aan) haar patiënt dagelijks de aspirine tegen de pijn.


Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag!
>> Maak H5 S, 1, 2, 3, 7B  + H6 S, 1, 2, 3, 4, 8B
>> Stel je vragen indien nodig. 
>> Om 12:00 uur sluiten we af met wat testvragen.















































Ik ga direct aan het werk en  blijf aan
het werk.


Als ik een vraag heb, stel ik
die FLUISTEREND aan mijn
docent
.







Klaar?
       > bij score onder 60%
       > als je dat met mij hebt afgesproken.
Volg daarna de planning op It's.

Slide 28 - Tekstslide

zinnen ontleden 
Neem de zin over.
Zoek eerst de PV.
Zet daarna zinsdeelstreepjes.
Noteer de zinsdelen onder elkaar.
Benoem PV, WG/NG, OW, LV, MV, BWB.

Slide 29 - Tekstslide

1. De SWOV onderzoekt elk jaar de verkeersrisico's in ons land.

Slide 30 - Open vraag

1. De SWOV /onderzoekt/ elk jaar/ de verkeersrisico's/ in ons land.
  • PV = onderzoekt
  • WG = onderzoekt
  • OW =De SWOV
  • LV = de verkeersrisico's
  • MV = x
  • BWB = elk jaar, in ons land


Slide 31 - Tekstslide

2. In Nederland blijken vanaf 1980 minder verkeersslachtoffers te vallen.

Slide 32 - Open vraag

2. In Nederland/ blijken /vanaf 1980/ minder verkeersslachtoffers /te vallen.
  • PV = blijken
  • WG = blijken te vallen
  • OW =  minder verkeersslachtoffers
  • LV = x
  • MV = x
  • BWB = In Nederland, vanaf 1980

Slide 33 - Tekstslide

3. De meeste supporters waren na het gelijkspel ontevreden.

Slide 34 - Open vraag

3. De meeste supporters/ waren/ na het gelijkspel/ ontevreden. 
  • PV = waren
  • NG = waren [ontevreden]
  • OW = de meeste supporters
  • LV = x
  • MV = x
  • BWB = na het gelijkspel

Slide 35 - Tekstslide

Huiswerk
Maak zoveel mogelijk tijdens de lessen. Maak deze week af:
H5 Meewerkend voorwerp: S, 1, 2, 3, 7B
H6 Bijwoordelijke bepaling: S, 1, 2, 3, 4, 8B
Na de voorjaarsvakantie starten we met woordsoorten. Dan is het fijn als dit afgerond is.

Slide 36 - Tekstslide