Vaak zijn de zinsdelen die overblijven nadat je pv t/m mv benoemd hebt bwb.
Let op:niet alle bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op een vraag. Ook woorden zoals niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, misschien, vermoedelijk en waarschijnlijk zijn bijwoordelijke bepaling.
Slide 15 - Tekstslide
Werk samen:
* In de break-out room.
* In groepjes van 3 leerlingen.
* Werk in het wordbestand 'bijwoordelijke bepaling' dat je van de docent krijgt.
Volg het stappenplan zinsdeelstreepjes zetten en benoem daarna de zinsdelen.
* Lever straks een foto in van jullie resultaat.
Slide 16 - Tekstslide
Lever hier een duidelijke foto in.
Slide 17 - Open vraag
Bedenk zelf een bwb bij:
1. De docent gaf een goede uitleg aan de leerlingen.
2. De jongen vertelde haar zijn geheim.
3. De leiding van het toernooi heeft de winnaar de medaille gegeven.
4. De verpleegster gaf dagelijks de aspirine tegen de pijn.
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Open vraag
Aan de slag!
>> Huiswerk t/m Mv af?
>> Maak H6 bijwoordelijke bepaling: S, 1, 2, 3, 4, 8B - kom 20 minuten voor tijd terug in de les (12:00 uur)
>> De anderen doen mee en die zal ik extra uitleg geven over het MV.
•Ik ga direct aan het werk en blijf aan het werk.
•Als ik een vraag heb, stel ik die FLUISTEREND aan mijn docent.
Klaar?
> bij score onder 60%
> als je dat met mij hebt afgesproken.
Volg daarna de planning op It's.
Slide 20 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp komt voor in zinnen waarin iemand iets 'vertelt' (uitleggen, zeggen, enzovoort) of 'geeft' (lenen, sturen, overhandigen, enzovoort).
Tip!
Bij het meewerkend voorwerp moet je de woorden 'aan' of 'voor' toe kunnen voegen of weg kunnen laten.
Slide 21 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp
MV = geeft aan voor wie iets (het lv) bestemd is.
Kan alléén in een zin met een lijdend voorwerp staan.
Stappenplan: zoek eerst PV, OW, WG en LV.
Vraag voor het MV: aan OF voorwie/ wat + WG + OW + LV
Check: Je kunt er aan of voor voor plaatsen OF aan of voor weglaten uit het zinsdeel.
Ik vertel jou altijd mijn geheimen.
Ik /vertel/ jou/ altijd/ mijn geheimen.
MV = aan / voor wie vertel ik altijd mijn geheimen? --> (aan) jou
Slide 22 - Tekstslide
Zoek de zinsdelen als volgt:
PV: onderstreep de pv, zet er een streepje voor èn achter.
Zet zinsdeelstreepjes volgens het stappenplan:
WG: alle werkwoorden + de PV (+ 'aan het'/ 'te' / zich/ splitsbaar ww)
OW: wie/ wat + WG = onderwerp
LV: wie/ wat + OW + WG = lijdend voorwerp
MV: aan/ voor wie/ wat + WG + OW + LV
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Werk samen:
* In de break-out room.
* In groepjes van 3 leerlingen.
* Werk in het wordbestand 'meewerkend voorwerp' dat je van de docent krijgt.
Volg het stappenplan zinsdeelstreepjes zetten en benoem daarna de zinsdelen.
* Lever straks een foto in van jullie resultaat.
Slide 25 - Tekstslide
Lever hier een duidelijke foto in.
Slide 26 - Open vraag
1. De docent gaf een goede uitleg.
PV = gaf
WG = gaf
OW = de docent
LV = een goede uitleg
Mv erbij: De docent gaf de leerlingen een goede uitleg .
2. De jongen vertelde zijn geheim.
PV = vertelde
WG = vertelde
OW = de jongen
LV = zijn geheim
Mv erbij: De jongen vertelde (aan) haar zijn geheim.
3. De leiding van het toernooi heeft de medaille gegeven.
PV = heeft
WG = heeft gegeven
OW = de leiding van het toernooi
LV = de medaille
Mv erbij: De leiding van het toernooi heeft (aan) de winnaar de medaille gegeven.
4. De verpleegster gaf dagelijks de aspirine tegen de pijn.
PV = gaf
WG = gaf
OW = de verpleegster
LV = de aspinine
De verpleegster gaf (aan) haar patiënt dagelijks de aspirine tegen de pijn.
Slide 27 - Tekstslide
Aan de slag!
>> MaakH5 S, 1, 2, 3, 7B + H6 S, 1, 2, 3, 4, 8B
>> Stel je vragen indien nodig.
>> Om 12:00 uur sluiten we af met wat testvragen.
•Ik ga direct aan het werk en blijf aan het werk.
•Als ik een vraag heb, stel ik die FLUISTEREND aan mijn docent.
Klaar?
> bij score onder 60%
> als je dat met mij hebt afgesproken.
Volg daarna de planning op It's.
Slide 28 - Tekstslide
zinnen ontleden
Neem de zin over.
Zoek eerst de PV.
Zet daarna zinsdeelstreepjes.
Noteer de zinsdelen onder elkaar.
Benoem PV, WG/NG, OW, LV, MV, BWB.
Slide 29 - Tekstslide
1. De SWOV onderzoekt elk jaar de verkeersrisico's in ons land.
Slide 30 - Open vraag
1. De SWOV /onderzoekt/ elk jaar/ de verkeersrisico's/ in ons land.
PV = onderzoekt
WG = onderzoekt
OW =De SWOV
LV = de verkeersrisico's
MV = x
BWB = elk jaar, in ons land
Slide 31 - Tekstslide
2. In Nederland blijken vanaf 1980 minder verkeersslachtoffers te vallen.
Slide 32 - Open vraag
2. In Nederland/ blijken /vanaf 1980/ minder verkeersslachtoffers /te vallen.
PV = blijken
WG = blijken te vallen
OW = minder verkeersslachtoffers
LV = x
MV = x
BWB = In Nederland, vanaf 1980
Slide 33 - Tekstslide
3. De meeste supporters waren na het gelijkspel ontevreden.
Slide 34 - Open vraag
3. De meeste supporters/ waren/ na het gelijkspel/ ontevreden.
PV = waren
NG = waren [ontevreden]
OW = de meeste supporters
LV = x
MV = x
BWB = na het gelijkspel
Slide 35 - Tekstslide
Huiswerk
Maak zoveel mogelijk tijdens de lessen. Maak deze week af:
H5 Meewerkend voorwerp: S, 1, 2, 3, 7B
H6 Bijwoordelijke bepaling: S, 1, 2, 3, 4, 8B
Na de voorjaarsvakantie starten we met woordsoorten. Dan is het fijn als dit afgerond is.