HV1 H5 Meewerkend voorwerp en H6 Bijwoordelijke bepaling

Zinsdelen:
Het meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Zinsdelen:
Het meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
* Ik weet hoe ik de zin in zinsdelen moet verdelen.

* Ik weet hoe ik het meewerkend voorwerp kan vinden.  

* Ik weet hoe ik de bijwoordelijke bepaling kan vinden.



Slide 2 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp komt voor in zinnen waarin iemand iets 'vertelt' (uitleggen, zeggen, enzovoort) of 'geeft' (lenen, sturen, overhandigen, enzovoort).


Tip!
Bij het meewerkend voorwerp moet je de woorden 'aan' of 'voor' toe kunnen voegen of weg kunnen laten.

Slide 3 - Tekstslide

Aantekening MV
Meewerkend voorwerp ontvangt of verliest het lijdend voorwerp.

  • Kan dus alleen in een zin met een lijdend voorwerp staan.
  • Stappenplan: zoek eerst PV, OW, WG en LV.
  • Vraag voor het MV: aan OF voor wie/ wat + WG + OW + LV 
  • Check: Je kunt er aan of voor voor plaatsen OF aan of voor weglaten uit het zinsdeel

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld:
Ik /vertel/ jou/ altijd/ mijn geheimen.

pv = vertel
ow = ik
wg = vertel
lv = mijn geheimen
mv = jou
>> je kunt 'aan' voor 'jou' zetten + het heeft te maken met 'iets vertellen' aan een ander.

Slide 5 - Tekstslide


Noteer de zinsdelen in je schrift.
Bedenk zelf steeds een MV erbij. 

1. De docent gaf een goede uitleg.
PV = 
WG = 
OW = 
LV =
Bedenk zelf een MV erbij: 


2. De jongen vertelde zijn geheim.
PV = 
WG = 
OW = 
LV = 
Bedenk zelf een MV erbij: 









3. De leiding van het toernooi heeft de medaille gegeven.
PV = 
WG = 
OW =
LV = 
Bedenk zelf een MV erbij:

4. De verpleegster gaf dagelijks de aspirine tegen de pijn.
PV = 
WG = 
OW = 
LV = 
Bedenk zelf een MV erbij:



Slide 6 - Tekstslide


1. De docent gaf een goede uitleg.
PV = gaf
WG = gaf
OW = de docent
LV = een goede uitleg

Mv erbij: De docent gaf de leerlingen een goede uitleg .


2. De jongen vertelde zijn geheim.
PV = vertelde
WG = vertelde
OW = de jongen
LV = zijn geheim

Mv erbij: De jongen vertelde (aan) haar zijn geheim.





3. De leiding van het toernooi heeft de medaille gegeven.
PV = heeft
WG = heeft gegeven
OW = de leiding van het toernooi
LV = de medaille

Mv erbij: De leiding van het toernooi heeft (aan) de winnaar de medaille gegeven.

4. De verpleegster gaf dagelijks de aspirine tegen de pijn.
PV = gaf
WG = gaf
OW = de verpleegster
LV = de aspinine

De verpleegster gaf (aan) haar patiënt dagelijks de aspirine tegen de pijn.


Slide 7 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling (BWB)
- Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft antwoord op vragen als: 
Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? 
Waarheen? Waarom? Waarover? 
Waarvandaan? Waar? Wanneer?  etc.
- Er kunnen meerdere bwb's in de zin staan.

- Deze woorden zijn altijd bwbniet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, misschien, vermoedelijk en waarschijnlijk  (en meer van dit soort woorden) - Leer deze uit je hoofd

Slide 8 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling:
Welke boeken uit de bieb | zijn | door de meeste leerlingen |  
dit schooljaar | gelezen? 
     
ow = welke boeken uit de bieb    wg = zijn gelezen 
lv = x     mv = x
bwb= door de meeste leerlingen, dit schooljaar

Slide 9 - Tekstslide

Bedenk zelf een bwb bij:
1. De docent gaf een goede uitleg aan de leerlingen.
2. De jongen vertelde haar zijn geheim.
3. De leiding van het toernooi heeft de winnaar de medaille gegeven.
4. De verpleegster gaf dagelijks de aspirine tegen de pijn.

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
>> Maak de planning af
>> Stel eventueel je vragen
>> Werk rustig en fluister wanneer nodig.



Klaar?
Leer voor de SO:
Leer de theorie en maak de opdrachten van de planning LEREN en OEFENEN

Slide 11 - Tekstslide

1. Politieagenten geven lichte verwondingen soms door aan het meldpunt.
NOTEER:
PV =
WG =
OW =
LV =
MV =
BWB =

Slide 12 - Open vraag

1. Politieagenten/ geven/ lichte verwondingen /soms/ door/ aan het meldpunt. 
  • PV = geven
  • WG = geven door
  • OW = politieagenten
  • LV = lichte verwondingen
  • MV = aan het meldpunt
  • BWB = soms

Slide 13 - Tekstslide

2. De SWOV onderzoekt elk jaar de verkeersrisico's in ons land.
Noteer per zin + lever straks in:
pv = 
wg = 
ow =
lv = 
mv =
bwb = 
bwb = 
Noteer per zin + lever straks in:
pv = 
wg = 
ow =
lv = 
mv =
bwb = 
bwb = 
Noteer per zin + lever straks in:
pv = 
wg = 
ow =
lv = 
mv =
bwb = 
bwb = 
NOTEER:
PV =
WG =
OW =
LV =
MV =
BWB =

Slide 14 - Open vraag

2. De SWOV /onderzoekt/ elk jaar/ de verkeersrisico's/ in ons land.
  • PV = onderzoekt
  • WG = onderzoekt
  • OW =De SWOV
  • LV = de verkeersrisico's
  • MV = x
  • BWB = elk jaar, in ons land


Slide 15 - Tekstslide

3. In Nederland blijken vanaf 1980 minder verkeersslachtoffers te vallen.
NOTEER:
PV =
WG =
OW =
LV =
MV =
BWB =

Slide 16 - Open vraag

3. In Nederland/ blijken /vanaf 1980/ minder verkeersslachtoffers /te vallen.
  • PV = blijken
  • WG = blijken te vallen
  • OW =  minder verkeersslachtoffers
  • LV = x
  • MV = x
  • BWB = In Nederland, vanaf 1980

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Maak zoveel mogelijk tijdens de lessen. Maak de PLANNING HUISWERK af.

Slide 18 - Tekstslide