herhaling hoofdstuk 2 verlichting Franse revolutie

Noem drie kenmerken van wetenschappelijk denken.
1 / 20
volgende
Slide 1: Open vraag
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Noem drie kenmerken van wetenschappelijk denken.

Slide 1 - Open vraag

Welke wetenschappers uit de 17e eeuw ken je en wat hebben zij uitgevonden?

Slide 2 - Open vraag

Wat is het verband tussen de wetenschappelijke revolutie en het feit dat West-Europa de wereld gaat overheersen in de 19e eeuw

Slide 3 - Open vraag

Welk van de onderstaande antwoorden is een voorbeeld van een verlicht idee?
A
Rechten bestaan voor alle mensen.
B
Vrijheid van meningsuiting voor iedereen.
C
Gelijkheid voor de rijken in de samenleving.
D
Mensen horen verdeeld te zijn in een standensamenleving.

Slide 4 - Quizvraag

Waarom past de Encyclopedie zo goed bij het vooruitgangsgeloof van de verlichte denkers?
A
In de Encyclopedie werd het begrip ‘vooruitgangsgeloof' uitgelegd.
B
De verlichters dachten dat met de verzamelde kennis veel problemen konden worden opgelost.
C
De Encyclopedie was geschreven voor mensen met een optimistisch toekomstbeeld.
D
De verlichte denkers wilden zo de wetenschappelijke kennis onder een groot publiek te verspreiden.

Slide 5 - Quizvraag

Alles voor het volk,
maar niets door het volk past bij...
A
rationeel optimisme
B
democratische revolutie
C
abolitionisme
D
verlicht absolute vorst

Slide 6 - Quizvraag

Welk van de onderstaande antwoorden is een voorbeeld van een verlicht idee?
A
Rechten bestaan voor alle mensen.
B
Vrijheid van meningsuiting voor iedereen.
C
Gelijkheid voor de rijken in de samenleving.
D
Mensen horen verdeeld te zijn in een standensamenleving.

Slide 7 - Quizvraag

Verlichte denkers zagen volkssoevereiniteit als alternatief voor
absolute vorsten. Maar wat betekent volkssoevereiniteit?
A
Een kleine groep mensen heeft de macht namens het volk .
B
Het volk heeft de hoogste macht en bepaalt wie de bestuurders zijn.
C
Het volk heeft alle macht.
D
Het volk wijst één leider aan dat namens hen gaat besturen.

Slide 8 - Quizvraag

Welke van de volgende personen oefende grote invloed uit op de politiek tijdens de Franse verlichting?
A
Thomasson
B
Voltaire
C
Dante
D
Marie-Theressa

Slide 9 - Quizvraag

Waarmee begon de Franse Revolutie?
A
Belastingverhoging van de koning
B
Bestorming Bastille
C
onthoofding van de koning
D
vlucht van koning Lodewijk XIV

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer begon de Franse Revolutie?
A
1776
B
1783
C
1789
D
1793

Slide 11 - Quizvraag

Wat is geen oorzaak van de Franse Revolutie
A
De verlichting
B
Absolutisme
C
Hongersnood door de misoogst.
D
Privileges voor de derde stand

Slide 12 - Quizvraag

Noem twee voorrechten van de adel en de geestelijkheid (18e eeuw)

Slide 13 - Open vraag

Welke klachten had de bourgeoisie?

Slide 14 - Open vraag

Waarom gaan andere landen oorlog voeren met Frankrijk nadat daar de revolutie uitgebroken was?

Slide 15 - Open vraag

Wat gebeurt hier?

Slide 16 - Tekstslide

Waarom werd Robespierre ter dood veroordeeld?

Slide 17 - Tekstslide

Zet de zinnen in de juiste volgorde van tijd. Begin met de gebeurtenis die het langst geleden is.
Een groep burgers maakt bekend dat zij zonder de eerste en tweede stand gaan vergaderen.
De Bastille wordt aangevallen: de Franse Revolutie is begonnen.
De derde stand wil dat ook edelen en geestelijken belasting gaan betalen.
De edelen en de geestelijken stemmen tegen en er verandert dus niets.
De koning roept een vergadering van de drie standen bij elkaar.

Slide 18 - Sleepvraag

Wat is de Code Napoleon?
A
Een code die hij riep als de soldaten moesten aanvallen.
B
Het Franse burgerlijk wetboek uit 1804.
C
Het Franse burgelijk wetboek uit 1800.
D
Een code die hij riep als er gevaar was.

Slide 19 - Quizvraag

Welke idealen van de verlichting vond Napoleon belangrijk?

Slide 20 - Open vraag