Activiteit verhalen schrijven

Verhalen schrijven
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Verhalen schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van deze opdracht kun je:
  • in je eigen woorden omschrijven wat fictie is.
  • bij teksten onderscheid maken tussen
    fictie en non-fictie.
  • voorbeelden noemen van fictie en non-fictie
    in teksten en andere media.
  • zelf fictie schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Non-fictie
Niet verzonnen

  • Krantenbericht
  • Studieboek
  • Documentaire
  • Reisverslag

Fictie
Verzonnen

  • Roman
  • Strip
  • Film
  • Poëzie


Slide 3 - Tekstslide

Tekstdoelen:

Slide 4 - Tekstslide

Van wat voor soort films/boeken houd jij?

Slide 5 - Woordweb

Genres
Actie
Avontuur
Mysterie
Fantasy/sciencefiction
Muziek
Western
Romantiek


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wie is je hoofdpersoon?
  • Uiterlijk
  • Karakter
  • Wat doet hij/zij graag
  • Eigenschappen

Slide 8 - Tekstslide

Bedenk nu zelf een hoofdpersoon.

Uiterlijk
Karakter
Wat doet hij/zij graag
Eigenschappen

Slide 9 - Tekstslide

Verhaallijn
  • Waar speelt het af?
  • Wereld maken.
  • Genre?
  • Wat gebeurt er?
  • Waar gaan ze naartoe?

Slide 10 - Tekstslide

Maak nu een 
globale verhaallijn

Waar speelt het af?
Wereld maken.
Genre.
Wat gebeurt er?
Waar gaan ze naartoe?

Slide 11 - Tekstslide

Verdieping
Zintuigen.
Voelen, zien, proeven, ruiken en horen.

Wat voel je?
Blij, bang, boos ect.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Verhaal schrijven!
Maak nu een lopend verhaal van je eerste gebeurtenis.

Slide 15 - Tekstslide

VERRASSINGSWOORD
  • Verzin een eerste zin, of, nog leuker, laat één van de leerlingen een startzin bedenken. Voorbeelden zijn: ‘Ergens, in een land hier ver vandaan, woonde een..’, of ‘Toen het plotseling donker werd in de kamer..’.
  • De kinderen schrijven de eerste zin op, en gaan hierna zelf verder. Het leuke bij deze werkvorm is dat je als leerkracht iedere minuut een willekeurig woord opnoemt. Je kunt het zo gek niet bedenken, alles kan! De kinderen moeten op dat moment dit willekeurige woord in hun verhaal verwerken. Het kan dus zijn dat een leerling net bezig was met een spannend verhaal over een topcrimineel, waarna hij of zij ineens het woord ‘taart’ in het verhaal moet zien te passen. 
  • Laat aan het eind een aantal kinderen hun verhaal voorlezen of wissel de verhalen uit en laat leerlingen elkaar tips en tops geven. Originele verhalen gegarandeerd!

Slide 16 - Tekstslide

Verzin een nieuw einde
Kijk met de lln een stukje van een film of lees een stukje voor uit een boek. 
Stop op een willekeurig moment en laat de lln het verhaal verder afschrijven.

Slide 17 - Tekstslide

TRIOLET
Een triolet is een gedicht dat bestaat uit acht regels. De eerste, vierde en zevende regel zijn hetzelfde. Ook de tweede en laatste regel zijn gelijk. Het schema van een triolet ziet er zo uit:
A
B
a
A
a
b
A
B
Je kunt werken met een thema, een bepaalde vraag, een boek of filmpje als uitgangspunt. Het is prettig om de leerlingen eerst een associatie-woordweb te laten maken over alles waar ze aan denken bij het gekozen onderwerp. Dit geeft hen inspiratie voor woorden die in het triolet gebruikt kunnen worden. Hieronder een triolet dat een van mijn leerlingen maakte, over het thema zomer.


Slide 18 - Tekstslide

Bloedheet, dat is het vandaag.
De zweetdruppeltjes rollen over mijn lijf.
Alles gaat een beetje traag.
Bloedheet, dat is het vandaag.
De hele dag hoor ik dat geklaag.
Dit is hoe ik ons klaslokaal met 30 graden omschrijf.
Bloedheet, dat is het vandaag.
De zweetdruppeltjes rollen over mijn lijf.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link