Grammatica les 1 ond/wwg/pv/lv kader

Dinsdag
5 september
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Dinsdag
5 september

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5-9-2023
  • Lesdoelen
  • Zinsontleding
  • Bouwplan van een zin
  • PV, WWG, OND, LV
  • Doelen check
  • Huiswerk


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goals
Aan het einde van de les weet ik wat een persoonsvorm is en hoe ik de persoonsvorm in een zin kan vinden.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsontleding

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouwplan van een zin

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen opdelen in zinsdelen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm (PV)
  • Wat is een PV?
  • Hoe vind je hem?

Even oefenen, vind de PV:
  1. In juli 1978 explodeerde een achtwielige tankauto.
  2. Het motief van de chauffeurs was duidelijk.
  3. Met trillende vingers opende de piloot de envelop.

Slide 7 - Tekstslide

Het is het werkwoord in de zin dat aangeeft in welke tijd de handeling plaatsvindt en welke persoon of personen de handeling verrichten.
Werkwoordelijk gezegde (WWG)
  • De PV en alle andere werkwoorden in een zin.
  • Staat er maar een werkwoord in de zin? 

Even oefenen, vind het WWG:
  1. Zij hebben hun moeder een knuffel gegeven.
  2. Ik ben me een hoedje geschrokken.
  3. Wat bedoel je nu?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp (OND)
  • Het onderwerp van de zin vertelt wie of wat iets doet, is of ondergaat (het ervaren van iets).
  • Deze zoek je pas nadat je de persoonsvorm hebt gevonden.

Even oefenen, zoek het OND:
  1. De piloot zorgde ervoor dat het vliegtuig de lucht in ging.
  2. Hanna en haar broertje Cas hebben chips gegeten.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lijdend voorwerp (LV)
  • Het lijdend voorwerp is het ding of de persoon waar iets mee gebeurt of die iets ondergaat. 
  • Dus... wie of wat 
Even oefenen, zoek het LV:
  1. Anne eet een appel.
  2. Viktor heeft een gat in zijn broek.
  3. Max rijdt een rondje.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Doelencheck
Aan het einde van de les weet ik wat een persoonsvorm is en hoe ik de persoonsvorm in een zin kan vinden.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Wat
Maken:
Grammatica blok 1: 
Blok 1.3 (1.6-10)  
Blok 1.4 (3.1-4 + 3.5-8)
Grammatica blok 2: 
2.4 Weet je het nog?
Wanneer
Woensdag, 2e uur.
Leren
Grammatica Blok 1
Hoe
Fluisterend met buurman/buurvrouw
Je mag met oortjes in werken
Klaar?
Ga oefenen op Cambiumned.nl (zie classroom).

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Link

Deze slide heeft geen instructies