Ontleden: persoonsvorm en gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1,2

Hoe noemen we het zinsdeel: MAAKT OP?
De schoonmaakster maakt het bed op?

1. lijdend voorwerp
2. onderwerp
3. persoonsvorm
4. gezegde

Deze les

grammatica - ontleden

zinsdelen, persoonsvorm, gezegde en lijdend voorwerp

Zinsdelen

De docent geeft een boek aan Henk

Zinsdelen

De docent geeft een boek aan Henk

Persoonsvorm

De docent geeft een boek aan Henk

1. Maar één werkwoord? = pv

2. Zet de zin in een andere tijd, de pv verandert mee

3. Van aantal (getal) veranderen, pv verandert mee

Gezegde

De docent geeft een boek aan Henk

De activiteit in de zin

Pv + andere werkwoorden die daarbij horen

Gezegde

De docent heeft een boek aan Henk gegeven

De activiteit in de zin

Pv + andere werkwoorden die daarbij horen

Hoe vind je de persoonsvorm?

Wat voor soort woord is de persoonsvorm?

1. lidwoord
2. werkwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. onderwerp

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Onze buurman heeft de hond uitgelaten.

Wat is het gezegde in de volgende zin?
Onze buurman heeft de hond uitgelaten.

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
Onze buurman heeft de hond uitgelaten.

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Wat is het gezegde in de volgende zin?
In de nieuwsbrief vind je veel tips.

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
In de nieuwsbrief vind je veel tips

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Vorige week is hij meegenomen door de politie.

Wat is het gezegde in de volgende zin?
Vorige week is hij meegenomen door de politie.

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
vorige week is hij meegenomen door de politie.

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
De leerlingen zitten constant te kletsen

Wat is het gezegde in de volgende zin?
De leerlingen zitten constant te kletsen

Hoe noemen we het zinsdeel: FLUISTERDE?
Het meisje fluisterde een geheim in zijn oor. Je moet twee antwoorden kiezen.

1. persoonsvorm
2. lijdend voorwerp
3. gezegde
4. onderwerp

Lijdend voorwerp (lv)

Het lijdend voorwerp is een zinsdeel. 

Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' of 'ondergaat een onderwerp' iets. 

Lijdend voorwerp (lv)

Het lijdend voorwerp

wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 

Wie of wat

+

wwg

+

lijdend voorwerp

onderwerp

=

lijdend voorwerp

Voorbeeld het lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Jij kan het lijdend voorwerp in deze zin vinden.

Lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Kun jij het lijdend voorwerp vinden in die zin?

1. jij
2. het lijdend voorwerp
3. in die zin
4. kun vinden