1. Lees de tekst achter de (i).
a) Maak een indeling van de tekst: geef aan waar de inleiding begint en eindigt en doe hetzelfde voor kern en slot.
b) Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
c) Op welke plaats heb je de hoofdgedachte gevonden?
d) Wat is de functie van het slot? Leg uit.
2. Beantwoord de volgende vragen over de tekst.
a) Komt oxytocine vrij bij het aaien van alle dieren?
b) Waarom is het juist voor eenzame mensen belangrijk dat ze een huisdier hebben?