Tekstverbanden en signaalwoorden

Wat weet je al van signaalwoorden?
1 / 45
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Wat weet je al van signaalwoorden?

Slide 1 - Open vraag

Wat is in de volgende zin een signaalwoord en hoe noem je het tekstverband?
Ik ben te laat, omdat ik me heb verslapen.

Slide 2 - Open vraag

Maak een mindmap van de informatie

Slide 3 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden







Wat zijn tekstverbanden en signaalwoorden?



Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel



Aan het eind van deze les ken je minimaal vier verbanden met de bijbehorende signaalwoorden.


Je hebt dit in een mindmap samengevat!

Slide 5 - Tekstslide

Tekstverbanden
De bouwstenen van een tekst worden door tekstverbanden aan elkaar verbonden. De schrijver gebruikt hiervoor signaalwoorden.

Slide 6 - Tekstslide

Welke tekstverbanden moet je kennen!

Er zijn nog meer tekstverbanden. Dit zijn voorlopig de belangrijkste.
  • Opsomming
  • Tegenstelling
  • Voorbeeldgevend
  • Oorzaak - gevolg
  • Reden, verklaring
  • Conclusie

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg

Op it's learning staat een link naar een hele les over tekstverbanden. Dit is een hele goede voorbereiding op je examen. Je vindt de link in de map klas 4 in de map begrijpend lezen.


Verder kun je terecht op youtube voor uitlegfilmpjes over tekstverbanden.





Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Slide 10 - Video

Wat is een signaalwoord?
• Verbindingswoorden
•Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s

Slide 11 - Tekstslide

Opsomming

Een voetbalteam bestaat uit: een keeper, verdedigers, middenvelders, aanvallers, een coach, wisselspelers en een verzorger.


Signaalwoorden zijn:

ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en.

Maar ook: dubbele punt (:); liggende streepjes (-); getallen (1,2,3); dots.

Slide 12 - Tekstslide

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 13 - Tekstslide

tegenstelling

Vanmorgen moest ik vroeg opstaan, maar morgen kan ik uitslapen.


 Signaalwoorden zijn:

tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant...aan de andere kant.

Slide 14 - Tekstslide

Tegenstelling
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)

Slide 15 - Tekstslide

Tekstverbanden
• Tegenstelling
Signaalwoorden?
Geef een voorbeeld

• Oorzaak-gevolg
Signaalwoorden?
Geef een voorbeeld

Slide 16 - Tekstslide

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan

Slide 17 - Tekstslide

Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld

Je kunt veel verschillende soorten sporten noemen. Denk bijvoorbeeld aan wintersport.


Signaalwoorden zijn:

bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere.

Slide 19 - Tekstslide

Tekstverbanden
• Voorbeeld
Signaalwoorden?
Geef een voorbeeld


• Opsomming
Signaalwoorden?
Geef een voorbeeld

Slide 20 - Tekstslide

Tekstverbanden
• Middel-doel
Signaalwoorden?
Geef een voorbeeld

• Conclusie
Signaalwoorden?
Geef een voorbeeld

• Voorwaarde
Signaalwoorden?
Geef een voorbeeld

Slide 21 - Tekstslide

Theorie signaalwoorden

Slide 22 - Tekstslide

Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband 'opsomming'?

Slide 23 - Woordweb

Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband 'tegenstelling'?

Slide 24 - Woordweb

Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband 'oorzaak gevolg'?

Slide 25 - Woordweb

Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband 'reden verklaring'?

Slide 26 - Woordweb

"Onregelmatige werktijden, de hitte en de hectiek van de keuken, het contact met gasten, dat kun je op school niet nabootsen."

Welk verband kom je hierboven tegen?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
voorbeeld
D
geen verband

Slide 27 - Quizvraag

"Het leerbedrijf waar je stage gaat lopen, is niet verplicht je een vergoeding te betalen. Maar in de praktijk doen leerbedrijven dit meestal wel.

Welk verband kom je hierboven tegen?
A
Opsomming
B
tegenstelling
C
geen verband
D
voorbeeld

Slide 28 - Quizvraag

Vandaag leer je verschillende vormen van migratie. Denk bijvoorbeeld aan emigratie.

Welk signaalwoord kom je hierboven tegen?
A
migratie
B
verschillende
C
denk....aan
D
bijvoorbeeld

Slide 29 - Quizvraag

Welk verband staat in deze zin?
Zijn vriendin daarentegen is wel heel erg aardig.
A
Opsomming
B
Oorzaak-gevolg
C
Conclusie
D
Tegenstelling

Slide 30 - Quizvraag

Welk verband staat in deze zin?
In de winkel haal ik brood en melk.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Middel-doel
D
Voorwaarde

Slide 31 - Quizvraag

Welk verband staat in deze zin?
In de winkel haal ik brood en melk.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Middel-doel
D
Voorwaarde

Slide 32 - Quizvraag

Welk verband staat in deze zin?
Zijn vriendin daarentegen is wel heel erg aardig.
A
Opsomming
B
Oorzaak-gevolg
C
Conclusie
D
Tegenstelling

Slide 33 - Quizvraag

Tekstverband: VOORWAARDE
A
mits
B
waardoor
C
omdat
D
alles bij elkaar

Slide 34 - Quizvraag

Tekstverband: OPSOMMING
A
nog
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 35 - Quizvraag

Tekstverband: UITLEG OF TOELICHTING
A
zoals
B
samenvattend
C
met andere woorden
D
tenzij

Slide 36 - Quizvraag

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 37 - Quizvraag

Tekstverband: CONCLUSIE
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 38 - Quizvraag

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Link

Slide 41 - Video

Kwartetten maar.....

Slide 42 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Wat weet je nu?
De quiz!!

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Link

Slide 45 - Video