10. Thema 2.4 De organen voor vertering (2) 28-11

Thema 2: Voeding en vertering
KGT Basisstof 4:
De organen voor vertering
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2: Voeding en vertering
KGT Basisstof 4:
De organen voor vertering

Slide 1 - Tekstslide

Maken Thema 1:

Vandaag
Huiswerk bespreken
Aan de slag 
 Huiswerk opgeven

Huiswerk bespreken
Aan de slag
 Huiswerk opgeven



BK
KGT
15 min
25 min
2 min


Slide 2 - Tekstslide

Doel: 
BK: zie blz 124/125) / KGT: (zie blz 151 van je boek)
  • Je benoemt in een afbeelding de delen van het verteringsstelsel.
  • Je noemt de functies en kenmerken van de delen van het  verteringsstelsel.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Welke voedingsstoffen moeten worden verteerd?
A
Vitaminen, eiwitten, koolhydraten
B
Vetten, koolhydraten, mineralen
C
Eiwitten, vetten, koolhydraten
D
Koolhydraten, vitamine, mineralen

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer word je dikker van suiker?
A
Als je er teveel van binnenkrijgt. Het wordt dan als reservestof opgeslagen
B
Als je de suiker als brandstof gebruikt
C
Als je de suiker als bouwstof gebruikt
D
Je wordt altijd dikker van suiker als je dat eet

Slide 6 - Quizvraag


Wat is gezonder:

Gebakken aardappelen
of gekookte aardappelen
A
gebakken aardappelen
B
gekookte aardappelen
C
Patat is gezonder
D
Aardappelen zijn ongezond

Slide 7 - Quizvraag

Slokdarm
Lever
Dikke darm
Galblaas
Maag
Alvleesklier
Dunne darm
Anus
Appendix

Slide 8 - Sleepvraag


Door kauwen wordt het oppervlak van het voedsel vergroot. Waarom?
A
Speeksel werkt beter in op het voedsel
B
Het wordt niet vergroot, daar gaat het niet om
C
De dunne darm werkt beter
D
Dan werkt de dikke darm beter

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de functie van speeksel?
A
Verteren van zetmeel
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Geeft smaak aan het eten
D
Verteren van eiwitten

Slide 10 - Quizvraag



De peristaltische bewegingen
vinden plaats in .......
kies het beste antwoord


A
de mond, de dikke darm
B
de darmen, de maag en de slokdarm
C
de maag en de slokdarm
D
de mond en de maag

Slide 11 - Quizvraag

Welke vertering vindt plaats? Sleep naar de juiste plek.
Speeksel
koolhydraten
eiwitten
koolhydraten
eiwitten vetten
koolhydraten
eiwitten

Slide 12 - Sleepvraag


Wat is de functie van maagzuur?
A
Het speelt een rol bij de vertering
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Smaakmaker
D
Een zuurder 'smaakje' toevoegen aan voedsel

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, mondholte, maag

Slide 14 - Quizvraag


Wat is de functie van maagsap?
A
Verteren van eiwitten
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Verteren van koolhydraten
D
Het maagzuur helpen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de functie van alvleeskliersap?
A
Verteren van alleen eiwitten
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Verteren van alleen vetten
D
Verteren van eiwitten, koolhydraten en vetten

Slide 16 - Quizvraag

Waar in je lichaam verteer je koolhydraten?
wel
niet
mond
maag
12- vingerige darm
dunne darm

Slide 17 - Sleepvraag

Hoe lang blijft je voedsel ongeveer
in je maag?
A
4 minuten
B
4 kwartier
C
4 uur
D
4 dagen

Slide 18 - Quizvraag

Welke voedingsstof kan niet direct door de dunne darmwand worden opgenomen?
A
Glucose
B
Vitaminen
C
Mineralen
D
Eiwitten

Slide 19 - Quizvraag

Sleep wat je eet naar 1 van de juiste groene vakken in de hoek
nootjes, sleep niet naar vet
chips
macaroni

eiwit
koolhydraat
Vet
water

Slide 20 - Sleepvraag

Welke voedingsstof kan niet direct door de dunne darmwand worden opgenomen?
A
Glucose
B
Vitaminen
C
Mineralen
D
Eiwitten

Slide 21 - Quizvraag

1. De dunne darm kan wel 6 meter lang zijn
2. Dunnedarm-sap helpt bij de vertering van alle
voedingsstoffen
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 22 - Quizvraag


Wat is een functie van de lever?
A
Hier wordt gal opgeslagen
B
Hier wordt gal gemaakt
C
Produceert leversap
D
Het leverzuur doodt bacteriën

Slide 23 - Quizvraag

Zet de voedingstoffen die verteerd moeten worden in de juiste volgorde.  
Zet de voedingstof waarmee de vertering begint bovenaan.
koolhydraten
vetten
eiwitten

Slide 24 - Sleepvraag

1. Gal wordt gemaakt in de galblaas
2. Gal emulgeert vet, het maakt dat vet uit kleinere
bolletjes gaat bestaan
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 25 - Quizvraag

1. Vanuit de dunne darm worden de
verteringsproducten opgenomen in het bloed
2. Het alvleeskliersap helpt bij de vertering van
koolhydraten, eiwitten en vetten
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 26 - Quizvraag

1. Vanuit de dikke darm worden water en
voedingsvezel aan het bloed toegevoegd
2.De niet-verteerde voedselresten verlaten het
lichaam via de anus
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 27 - Quizvraag

Moet WEL verteerd worden
Hoeft NIET verteerd te worden
Wordt niet verteerd
     (1 antwoord)
Eiwit
Water
Koolhydraat
Voedingsvezel
Vetten
Mineralen
Vitamine

Slide 28 - Sleepvraag

1. Als de dikkedarm ontstoken is kun je diarree
krijgen
2. Als de maag geen maagsap produceert, blijven
slechte bacteriën in je maag leven
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 29 - Quizvraag

Een voedingsmiddel verkleurt door jodium blauw/paars.
Wat wordt daarmee aangetoond?
A
Eiwit
B
Glucose
C
Vet
D
Zetmeel

Slide 30 - Quizvraag

Op volgorde
nr. 4, nr. 5 en nr. 8:
A
lever, maag , luchtpijp
B
maag, lever, luchtpijp
C
maag, lever, slokdarm
D
lever, maag, slokdarm

Slide 31 - Quizvraag

         Welke voedingsstoffen zijn brandstoffen?
                       Sleep ze in het juiste vak
JA
Nee
vetten
koolhydraten
vitamines
eiwitten
mineralen
water

Slide 32 - Sleepvraag

1. Speeksel van je mond en slokdarm: vertering van koolhydraten (zetmeel)
2. Maagsap: vertering van eiwitten
3. Begin van de dunne darm:
a) Gal: emulgeren van vetten
b) Alvleeskliersap: vertering van koolhydraten, eiwitten
c) Vertering van vetten
4. In de dikke darm worden water en zouten uit de voedselbrij gehaald
A
Dit is allemaal waar
B
1, 2 en 3 zijn waar
C
1 en 3 zijn waar
D
1, 2 en 4 zijn waar

Slide 33 - Quizvraag

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Verteren:
Is het afbreken van grote voedingsstoffen tot kleinere stoffen:
De verteringsproducten

Slide 36 - Tekstslide

Het verteringsstelsel

Slide 37 - Tekstslide

Vertering
  • Verteringsstelsel 
  • Darmkanaal 

  • Direct opnemen: glucose, water, vitaminen en mineralen. 
  • Niet direct opnemen: eiwitten, koolhydraten en vetten. 
  • Dit moet verteerd worden


Slide 38 - Tekstslide

Vertering
Vertering is het omzetten van voedingsstoffen in verteringsproducten.
Verteringsklieren maken verteringssappen:
  • speekselklieren
  • maagsapklieren
  • lever en afvleesklier
  • darmsapklieren (in de dunne darm)
Deze sappen zetten voedingsstoffen om in verteringsproducten. 
Die laatste worden vanuit de dunne darm opgenomen in het bloed.

Slide 39 - Tekstslide

Organen
De organen van het verteringsstelsel liggen voornamelijk in de romp.

Slide 40 - Tekstslide

Mondholte, keelholte, slokdarm
Speekselklieren produceren speeksel. 
Goed kauwen = 
1) voedingsstoffen beter bereikbaar en 
2) oppervlak van het voedsel groter, waardoor verteringssappen er beter bij kunnen.

Slide 41 - Tekstslide

Maag
Maagsap = verteringssap
De maag mengt de voedselbrij.

Slide 42 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm, lever, galblaas en alvleesklier 
Gal en alvleessap wordt toegevoegd.

Galblaas is een opslagplaats; geen klier.

Gal verteert niet, maar emulgeert.

Slide 43 - Tekstslide

Emulgeren 
Vetten mengen zich niet met water, maar vormen grote druppels.

Gal verdeelt dit in kleinere druppels; het oppervlak wordt hierdoor vergroot, waardoor verteringssappen het vet beter kan afbreken.

Slide 44 - Tekstslide

Dunne darm
In de wand liggen darmsapklieren die darmsap produceren.
Darmsap verteert de laatste resten voedingsstoffen.

Slide 45 - Tekstslide

Blinde darm, dikke darm & endeldarm
Onverteerde voedselresten komen in de dikke darm. De dikke darm onttrekt het vele water wat zich hier nog in bevindt.
De ingedikte voedselresten gaan naar de endeldarm.

Slide 46 - Tekstslide