WOORDEN plus OPDRACHTEN bellen en mailen - rose - dag 5 NT2

Thema 3 Bellen en mailen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 3 Bellen en mailen

Slide 1 - Tekstslide

de opdracht
  • taak die je krijgt
  • moet je maken of doen
  • de opdracht - de opdrachten
  • zin: Ik maak morgen twee opdrachten.
  • zin: De opdracht is klaar. 

Slide 2 - Tekstslide

de plaats
  • een plek 
  • waar je bent
  •  de plaats - de plaatsen
  • zin: Ik zit op deze plaats.
  • zin: Den Helder is een goede plaats om te wonen.

Slide 3 - Tekstslide

de regel
  • wat mag je wel doen?
  • wat mag je niet doen?
  • afspraak
  • de regel - de regels 
  • zin: De regel is: geen muts op in de klas.

Slide 4 - Tekstslide

(de) rest
  • dat wat overblijft 
  • rest - restje
  • zin: Ik neem de rest mee.
  • zin: De rest van de klas is leeg.
  • zin: Er is nog een restje pasta in de pan over.

Slide 5 - Tekstslide

samen
  • bij elkaar
  • met elkaar 
  • niet alleen
  • zin: Ik ga samen met mijn vriend naar school.
  • zin: Samen is alles leuker.

Slide 6 - Tekstslide

straks
  • later
  • duurt nog even
  • zin: Straks mogen we naar huis.
  • zin: We gaan straks een toets maken. 

Slide 7 - Tekstslide

Maak een goede zin met het woord:
'opdracht'.
timer
2:00

Slide 8 - Open vraag

Hoe noem je een taak die je krijgt?
A
een som
B
een plaats
C
een keer
D
een opdracht

Slide 9 - Quizvraag

In de klas heeft iedereen een eigen ..........................
A
docent
B
fiets
C
ochtend
D
plaats

Slide 10 - Quizvraag

Maak een goede zin met het woord: 'plaats'

Slide 11 - Open vraag

Wat is een regel in de klas?
timer
2:00

Slide 12 - Open vraag

Een ander woord (synoniem) voor 'regel' ..........
A
zegsel
B
afspraak
C
vertellen
D
praatje

Slide 13 - Quizvraag

Waar is de ................ van de klas?
A
rest
B
samen
C
reden
D
regel

Slide 14 - Quizvraag

In de pan zit nog een ..........
A
regel
B
reden
C
restje
D
plaats

Slide 15 - Quizvraag

Ik zit naast een leerling.
Wij werken ..................
A
's avonds
B
nooit
C
samen
D
regel

Slide 16 - Quizvraag

Ik ga niet nu maar .................. naar de wc.
A
september
B
nooit
C
straks
D
starks

Slide 17 - Quizvraag

niet alleen =
A
de keer
B
datum
C
samen
D
morgen

Slide 18 - Quizvraag

Het woord 'straks' betekent :

Slide 19 - Open vraag