Klinisch redeneren

Klinisch redeneren

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Klinisch redeneren

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

  • De student benoemt de 6 stappen van het  klinisch redeneren.
  • De student benoemt het belang van klinisch redeneren in relatie tot de werkpraktijk
  • De student legt de stappen van het klinisch redeneren uit
  • De student past de stappen van het klinisch redeneren toe in een casus

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Klinisch redeneren

Slide 4 - Woordweb

Waarom is klinisch redeneren zo belangrijk?

Slide 5 - Open vraag

Klinisch redeneren 
- Doe je continue als verpleegkundige 
- Theorie koppelen aan praktijk
- Volgens een methode gegevens analyseren en acties uitzetten op een systematische manier. 

Het doel van klinisch redeneren is om onderbouwd tot een beslissing te komen welke zorg voor een zorgvrager nodig is.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Stappen & redeneerhulpmiddelen
Stap 1: oriënteren op situatie (bijv. SBAR/MEWS/ABCDE)
Stap 1a: informatie verzamelen, stap 1b: risicoanalyse,  stap 1c: collega informeren indien nodig

Stap 2: mogelijke problemen in kaart brengen (Omaha/gordon)
Stap 2a: gegevens ordenen, stap 2b: hypothesen formuleren, stap 2c verbanden leggen.

Stap 3: Aanvullende observaties en onderzoeken (bijv. observatielijst of meting)
Stap 4: verpleegkundig beleid (PES/smart)
Stap 5: verloop monitoren (SOAP)
Stap 6: reflectie (STARRT)

Slide 8 - Tekstslide

Stap 1. 
Orientatie op de situatie
Opdracht stap 1
  • Wat houd stap 1 in?
  • Welke redeneermiddelen kun je gebruiken in stap 1?
  • Wat is de SBAR, MEWS en ABCD methodiek?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Stap 1
S. Situatie:
Mevrouw S. (92 jaar) woont zelfstandig in een appartement. Mevrouw haar geheugen gaat achteruit. Vaak vraagt ze drie maal hetzelfde. Mevrouw heeft een oedemateus rechter onderbeen, ze gebruikt HEMA steunkousen. Mevrouw heeft bij de adl altijd pijn aan haar schaamstreek. Mevrouw loopt met een rollator zonder kan niet meer. Mevrouw haar rechter hand tintelt heel vaak en ze kan deze niet goed gebruiken. Mevrouw wordt 2x in de week gedoucht door de thuiszorg.
Mevrouw haar zoon helpt haar veel maar het wordt hem teveel. Zoon doet de boodschappen, geeft de medicatie en gaat iedere dag op bezoek. Mevrouw laat duidelijk weten dat ze geen steunkousen wil. En ze wil geen vreemde mensen in huis. En ze wil niet door een man gedoucht worden. Maar ze heeft het er iedere dag over dat het zo stil is in huis en dat ze het zo niet naar haar zin heeft. Zij wil graag dat haar zoon iedere dag op bezoek komt.

Slide 14 - Tekstslide

Vervolg
B. Bestaande of eerder doorgemaakte ziektes:
Mevrouw heeft aan beide benen knie operaties gehad. In beide benen zit een prothese voor een hele knie. Van haar linker knie heeft mevrouw geen last maar haar rechter knie geeft dagelijks veel pijn en aan het eind van de dag is het onderbeen dik.
Mevrouw loopt weinig, zit veel op haar stoel met de benen omhoog. Mevrouw doet zelf geen boodschappen meer, wordt voor haar gedaan, krijgt eten van tafeltje dekje, heeft 1x in de week schoonmaakhulp

Slide 15 - Tekstslide

Vervolg
A. Meetgegevens, observaties, bloedwaarden
Iedere avond is mevrouw haar rechtervoet flink oedemateus. Mevrouw heeft veel pijn aan haar knie.
R. Aanbevelingen
De thuiszorg gaat voor de medicatie zorgen
Overleg met de huisarts voor steunkousen en pijnstilling
Overleg met familie over inzet home instead

Slide 16 - Tekstslide

Stap 2. 
Mogelijke problemen in kaart brengen
Opdracht stap 2
  • Wat houd stap 2 in?
  • Welke classificatiesystemen kunnen er worden gebruikt in stap 2?
  • Wat is een hypothese?
  • Geef 4 voorbeelden van een hypothese

Slide 17 - Tekstslide

Stap 2
1. Welke orgaansystemen zijn betrokken?
2. Wat heeft prioriteit?
3. welke klinische aandachtspunten?
4. wat is de psychosociale- problematiek? (SCEGS)
 

Slide 18 - Tekstslide

Waar staat de SCEGS voor?

Slide 19 - Open vraag

SCEGS
S = signalen (symptomen)
C = cognitie = denkwereld
E = emotie
G = gedrag
S = sociaal (omgeving)

Slide 20 - Tekstslide

Welke systemen (zorgthema's) kan je bij stap 2 inzetten?

Slide 21 - Open vraag

Stap 3.
Aanvullende onderzoeken en observaties
Opdracht stap 3
  • Wat houd stap 3 in?
  • Welke aanvullende onderzoeken kun je uitvoeren?
  • Welke observatielijsten gebruik jij in de praktijk? Geef 4 voorbeelden

Slide 22 - Tekstslide

Vervolg
Formuleert hypothesen
Als mevrouw geholpen wordt met de medicatie vergeet ze deze niet in te nemen.
Als mevrouw professionele steunkousen draagt dan blijven de benen slanker.
Als mevrouw pijn medicatie gaat slikken heeft ze minder pijn aan haar knie.
Als mevrouw beter inzicht krijgt dat haar zoon niet alles alleen kan doen dan is er ruimte voor andere mensen die haar hulp kunnen bieden.
Als mevrouw bezoek krijgt van vrijwilligers dan is ze minder eenzaam.
Als mevrouw een sleutelkluis krijgt dan kan de zorg naar binnen

Slide 23 - Tekstslide

vervolg
Verbanden tussen de problemen
Doordat de benen slanker blijven door de steunkousen gaat mevrouw makkelijker lopen.
Door pijnstilling gaat mevrouw zich makkelijker bewegen en voelt ze zich beter.
Door aantrekken van vrijwilligers en thuiszorg raakt de mantelzorger niet overbelast.
En mevrouw voelt zich minder eenzaam. Ze krijgt hulp van de vrijwilligers bij de dingen die ze zelf niet meer kan uitvoeren zoals een was draaien.

Slide 24 - Tekstslide

Stap 4.
Verpleegkundig beleid bepalen

Opdracht stap 4
  • Wat houd stap 4 in?
  • Beschrijf 'verpleegkundig beleid'.
  • Welke redeneerhulpmiddelen kun je gebruiken bij stap 4?

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Stap 5.
Het verloop monitoren

  • Wat houd stap 5 in?
  •  Welke redeneerhulpmiddelen kun je gebruikten bij stap 5?
  • Gebruik je stap 5 al wel eens in de praktijk?

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Stap 6.
Reflectie
  • Wat houd stap 6 in?
  • Waarom is dit een hele belangrijke stap?
  • Welke reflectie hulpmiddelen kunt gebruiken? 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Tekstslide

Groepsopdracht


Casus meneer Zeeman
Zorgpad

Slide 32 - Tekstslide