Opdracht 4, p. 81, tekst 1
1. Elk jaar 每年
2. Hijzelf, zijn vader en moeder en zijn opa en oma (父母,爷爷, 奶奶 )
3. Hij kookt Nederlands eten voor de familie (做荷兰饭)
4. Hij heeft voetbalwedstrijd (每个周末有足球比赛)
5. Amerikaanse muziek (美国音乐)
tekst 2
1. werkt in Amsterdam in een nieuw restaurant als kok (在阿姆斯特丹工作,在一家新饭馆做饭)
2. film kijken, pingpongen en basketballen (看电影,打乒乓球,打篮球)
3. Om te vragen of hij wil bellen