1kader 4.3 Lezen

Welkom bij                         4.3 Lezen
Leg je spullen klaar en lees in je boek.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij                         4.3 Lezen
Leg je spullen klaar en lees in je boek.

Slide 1 - Tekstslide

4.3  Lezen lesdoelen (24 t/m 41)


1. tekstdoelen: informeren en amuseren
   signaalwoorden van tegenstelling herhalen
2. herkennen wat een instructie is
3. verwijswoorden herkennen
4. signaalwoorden herkennen die tijdsvolgorde aangeven


Slide 2 - Tekstslide

4.3 Lezen 

Slide 3 - Tekstslide

startopdracht
1.Maak samen dit werkblad "verleden tijd" 

2. Noteer daarna (achterkant) zoveel mogelijk signaalwoorden van:
-opsomming
-tegenstelling
-tijdsvolgorde 

Slide 4 - Tekstslide

4.3 leerteksten/lesstof
  • tekstdoelen (27)
  • verwijswoorden (29)
  • signaalwoorden van tijdsvolgorde (33)
  • instructies 

Slide 5 - Tekstslide

4.3 Lezen 
even herhalen:
-Tekstdoelen (27) 
-Signaalwoorden van tegenstelling (33)
timer
1:00
opdracht:
1 t/m 5 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Signaalwoorden (lesstof)

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag: 2 t/m 8 

Slide 9 - Tekstslide

4.3 Verwijswoorden en tekst 3
timer
20:00
opdracht:
7 t/m 14 
klaar?
Leestaak

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag: Instructie
4.3: opdracht 15 

timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide

Signaalwoorden (lesstof)

Slide 12 - Tekstslide

4.3 leerteksten/lesstof
  • tekstdoelen (27)
  • verwijswoorden (29)
  • signaalwoorden van tijdsvolgorde (33)
  • instructies (ook 5.4) 

Slide 13 - Tekstslide

Welke signaalwoorden geven een tegenstelling aan? (33)

Slide 14 - Open vraag

Noteer 3 signaalwoorden die een tijdsvolgorde aangeven. (33)

Slide 15 - Open vraag

Een instructie, herken je aan?

a. de titel                           d. stapjes (met cijfers ervoor)
b. vetgedrukte tekst      e. zin begint met gebiedende wijs
c. eventuele plaatjes
A
a-b-c-d
B
a-c-d-e
C
c-d-e
D
d-e-c

Slide 16 - Quizvraag

Waarom gebruikt een schrijver verwijswoorden? (29)

Slide 17 - Open vraag

Waar kan een verwijswoord naar verwijzen?
A
één woord of meer woorden
B
een woordgroep
C
meestal naar een mens
D
één woord, meer woorden, een zin

Slide 18 - Quizvraag

Waarnaar verwijst 'Zij'?
De buurmeisjes Isa en Karin lopen in de regen. Zij worden nat.
A
De buurmeisjes Isa en Karin
B
Isa en Karin
C
de regen

Slide 19 - Quizvraag

Waarnaar verwijst 'Daar'?
We gingen met de auto naar Frankrijk. Daar heb ik van genoten.
A
de auto
B
Frankrijk
C
We gingen met de auto naar Frankrijk.

Slide 20 - Quizvraag

Waarnaar verwijst 'Het'?
Ik kreeg een koffer cadeau.
Het was een groot exemplaar.
A

Slide 21 - Quizvraag

Signaalwoorden en tekst 5
timer
1:00
nabespreken:
18 c 18d 
19c  19d 
20b  
              Klaar?
1. Test jezelf 4.3 
2. 
opdracht:
16 t/m 20 

Slide 22 - Tekstslide

Evalueren
Hoe word jij beter in Begrijpend Lezen? 

Slide 23 - Tekstslide