4.3 Lezen - deel 1

Welkom bij Nederlands
Ga lekker zitten en zorg voor alle spullen op tafel.
Op tafel:
* telefoon
* Plenda
* Boek B
* aantekening-     enschrift
 
timer
2:00
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands
Ga lekker zitten en zorg voor alle spullen op tafel.
Op tafel:
* telefoon
* Plenda
* Boek B
* aantekening-     enschrift
 
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
- huiswerk noteren
4.1; 1 t/m 9, geen *
- 10 minuten lezen
- zelfstandig werken; 4.3
22 t/m 30
- evaluatie 4.3

Slide 2 - Tekstslide

In Plenda vrijdag 20-01
  • meenemen boek Talent 1 B + schrift + leesboek
  • 4.3 afmaken 1 t/m 14
  • 4.3 maken 6 t/m 20  

Slide 3 - Tekstslide

Woordenschat

Slide 4 - Tekstslide

1. berouw tonen
4. identiek

Slide 5 - Tekstslide

3. berouw tonen
ergens spijt van hebben
De jongen toonde berouw voor zijn daden.
2. identiek
hetzelfde, helemaal gelijk zijn
De tweeling kleedt zich identiek, maar je kunt ze uit elkaar halen door hun haar. Dat is juist heel verschillend.
Noteer woord, betekenis én zin achterin je schrift.

Slide 6 - Tekstslide

4.3 Lezen (les 1)
Wat gaan we leren?
  • de tekstdoelen informeren en amuseren herkennen;
  • instructies herkennen;
  • verwijswoorden herkennen;
  • signaalwoorden herkennen die een tijdsvolgorde aangeven.

Slide 7 - Tekstslide

Wat weet je nog? 
tekstdoelen
instructies
verwijswoorden
signaalwoorden

Slide 8 - Tekstslide

De titel, tussenkopjes, plaatjes bekijken, de eerste en laatste alinea lezen zijn voorbeelden van...
A
Nauwkeurig lezen
B
Verkennend lezen

Slide 9 - Quizvraag

"Het flatgebouw is 165 meter hoog."
Dit is een...
A
Mening
B
Feit

Slide 10 - Quizvraag

Maar, echter en integendeel zijn voorbeelden van:
A
Een tegenstelling
B
Een opsomming

Slide 11 - Quizvraag

Welke 4 manieren van lezen zijn er?

Slide 12 - Woordweb

Tekstdoelen
Bij elke tekst die je leest, kun je je afvragen: wat is het doel van de schrijver met deze tekst? 

Wil hij jou bijvoorbeeld ergens over informeren?
Of wil hij jou amuseren?

Dit doel heet tekstdoel.

Laten we eens kijken naar blz. 27 van je lesboek. (Zie volgende dia)






Dit doel heet het tekstdoel.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wat wil de schrijver bereiken met een informerende tekst?
A
De lezer van iets overtuigen
B
De lezer vermaken
C
De lezer informatie geven
D
De lezer uitleg geven

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een informatieve tekst?
A
Tekst uit een schoolboek
B
Leesboek
C
Stripverhaal
D
Recept

Slide 16 - Quizvraag

Wat wil de schrijver bereiken met een amuserende tekst?
A
De lezer van iets overtuigen
B
De lezer vermaken
C
De lezer informatie geven
D
De lezer uitleg geven

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een amuserende tekst?
A
Tekst uit een schoolboek
B
Brief
C
Gebruiksaanwijzing
D
Stripverhaal

Slide 18 - Quizvraag

Is een instructie een informatieve- of een amuserende tekst?
A
Informatieve
B
Amuserende

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een instructie?
A
Brief
B
Handleiding
C
Boek
D
Nieuwsbericht

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Verwijswoorden
De theorie over verwijswoorden staat op blz. 29 van je lesboek. 
Neem die er maar eens bij.  (Zie volgende dia)







Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Waarom gebruikt een schrijver verwijswoorden in zijn tekst?

Slide 24 - Woordweb

Welke woorden zijn voorbeelden van verwijswoorden?
A
Maar/ daarentegen
B
Hij/zij
C
Als eerste/ vervolgens
D
Eerst/ ten slotte

Slide 25 - Quizvraag

Signaalwoorden: tijdsvolgorde
Je weet al dat signaalwoorden een verband aangeven tussen woorden, zinnen of alinea's.  De signaalwoorden  die een opsomming of een tegenstelling aangeven, heb je al gehad.

Kan jij een voorbeeld geven van een signaalwoord die een tegenstelling aangeeft? 

Neem blz. 33 van je werkboek erbij. Hier vind je de leertekst over signaalwoorden die een tijdsvolgorde aangeven. 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Welk signaalwoorden geven een tijdsvolgorde aan?
A
Bovendien en vervolgens
B
Toch en echter
C
Daarna en zodra

Slide 28 - Quizvraag

"Voordat Pien de deur uitgaat, geeft ze haar konijn te eten. Daarna fietst ze naar school."

Voordat en daarna zijn voorbeelden van:
A
Een opsomming
B
Een tegenstelling
C
Een tijdsvolgorde

Slide 29 - Quizvraag

Zelf aan de slag!

  • Maak  4.3 lezen opdracht 1 tot en met 15
     Mag je vragen overslaan? Ja!
     Zet een kruisje bij vraag 4b, 6d, 12

    Bij vraag 15 voer je een instructie uit.
    Je gaat een doosje maken.  Als je klaar bent en je hebt nog tijd over, mag je bloemen op het doosje tekenen en deze netjes inkleuren.  
     
           

Slide 30 - Tekstslide

Evaluatie

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

 

Volgende les: 
- bespreken 4.3 opdracht 1 t/m 15 - verder met de leestaak 


 Vooruitblik

Slide 33 - Tekstslide