In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Bijles economie
Rekenopdrachten
Slide 1 - Tekstslide
In 2016 bedraagt de Nederlandse staatsschuld €466 miljard. Dat is 66% van het bbp. Bereken het bbp in dat jaar.
A
€307,56 miljard
B
€671,04 miljard
C
€706,1 miljard
D
€1172,1 miljard
Slide 2 - Quizvraag
Uitwerking
€466 = 66%
€466 : 66 x 100 = €706,1 miljard
Het bbp is €706,1 miljard
Slide 3 - Tekstslide
Het bbp van Spanje was €510 miljard. Een jaar later was dit €516,1 miljard. Bereken hoeveel procent de economische groei was in Spanje.
A
1,2%
B
3,4%
C
97,5%
D
98,8%
Slide 4 - Quizvraag
Uitwerking
(𝑁𝑖𝑒𝑢𝑤 −𝑜𝑢𝑑)/𝑜𝑢𝑑 x 100% =
(516,1 −510)/510 x 100% = 1,2%
Slide 5 - Tekstslide
Frankrijk heeft een begrotingstekort van €5,3 miljard. De staatsschuld was €90,7 miljard. Frankrijk heeft een bbp van €197,2 miljard. Het begrotingstekort van landen binnen de eurozone mag maximaal 3% van het bbp zijn. De staatsschuld maximaal 60% van het bbp. Laat met een berekening zien of Frankrijk aan beide eisen voldoet.
Slide 6 - Open vraag
Uitwerking
€197,2 miljard = 100% Deel : Geheel x 100% =
€5,3 miljard = ?
€5,3 miljard = 2,7%
€197,2 miljard = 100%
€90,7 miljard = ?
€90,7 miljard = 46%
Aan allebei de eisen is voldaan.
Slide 7 - Tekstslide
Stefanie is sinds twee weken werkloos. Ze ontvangt een WW-uitkering van bruto €2108,50. Dat is 75% van haar laatstverdiende loon. Bereken het brutoloon dat Stefanie tot haar ontslag verdiend.
A
€527,13
B
€1581,38
C
€2635,63
D
€2811,33
Slide 8 - Quizvraag
Uitwerking
€2018,50 = 75%
€2811,33 = 100%
Slide 9 - Tekstslide
In 1975 trad de AOW in werking. Dat jaar ontvingen 740.000 mensen hun AOW. Nederland telde toen 11 miljoen. Zestig jaar later heeft Nederland 17 miljoen inwoners en krijgen 3 miljoen mensen AOW. In welk jaar telde Nederland nar verhouding het hoogste aantal AOW'ers? Bereken de percentages afgerond op hele getallen.
Slide 10 - Open vraag
Uitwerking
Deel : Geheel x 100%
1957 740 000 : 11 000 000 X 100% = 7%
2017 3 000 000 : 17 000 000 X 100% = 18%
Slide 11 - Tekstslide
De totale overheidsinkomsten bedragen €253,5 miljard, waarvan €5,7 miljard aan gasbaten. Doordat de overheid besloten heeft minder gas op te pompen, dalen de totale overheidsinkomsten met 0,7%. Reken uit met welk bedrag de gasbaten zijn gedaald.
Deze daling wordt volledig veroorzaakt door een vermindering van de aardgasbaten.
Slide 13 - Tekstslide
Agaat heeft 's ochtends €25 op haar rekening staan. Ze krijg die dag haar maandloon van de supermarkt bijgeschreven €110 en gaat winkelen voor €90,25 aan kleding. Hoeveel staat er aan het eind van de dag op haar rekening?
A
€5,25
B
€32,75
C
€44,75
D
€225,25
Slide 14 - Quizvraag
Uitwerking
€ 25 + € 110 – € 90,25 = € 44,75
Slide 15 - Tekstslide
Maria heeft een eindejaarsuitkering van €1100 ontvangen. Het bedrag stort ze op haar nieuwe spaarrekening. Op deze rekening krijgt ze 2% rente per jaar.
Bereken het bedrag dat Maria na vijf maanden aan rente heeft opgebouwd
A
€9,17
B
€11
C
€16,18
D
€22
Slide 16 - Quizvraag
Uitwerking
Rente na 1 jaar = 0,02 × € 1.100 = € 22
Rente na 5 maanden = € 22 ÷ 12 × 5 = € 9,17
Slide 17 - Tekstslide
Tess leent €3000 en kiest voor een looptijd van drie jaar.
Bereken de kredietkosten.
A
€97
B
€492
C
€3000
D
€3492
Slide 18 - Quizvraag
Uitwerking
Tess betaalt in totaal 36 × € 97 = € 3.492
De lening was € 3.000 –
Kredietkosten € 492
Slide 19 - Tekstslide
In de tabel staat de wisselkoers van drie vreemde valuta's per €1,-
Majid koopt voor €100 aan Tsjechische kronen. Bereken hoeveel kronen hij krijgt.
A
€24,6321
B
€2463,21
C
€0,246321
D
€100
Slide 20 - Quizvraag
Uitwerking
Tsjechische kronen kopen
Voor 1 euro koop je 24,3621 Tsjechische Kroon
24,3621 × 100 = 2.436,21 Tsjechische Kronen.
Slide 21 - Tekstslide
Als Katinka op straat aan het voetballen is, schopt ze verongeluk de bal door het raam van de buren. Haar ouders hebben een AVP met een eigen risico van €155. Het vervangen van de ruit kost €311,75. Bereken hoeveel procent van de schade door de verzekering gedekt wordt.
A
44,2%
B
49,7%
C
50,3%
D
54,5%
Slide 22 - Quizvraag
Uitwerking
Schade-uitkering = € 311,75 – € 155 = € 156,75
€ 156,75= … % van € 311,75
156,75 ÷ 311,75 x 100 = 50,3%
Slide 23 - Tekstslide
Annet sluit een verzekering af. De premie is €110,25, de poliskosten zijn €9,50. Bereken de verzekeringskosten in het eerste jaar. Houdt rekening met 21% assurantiebelasting.
A
€110,25
B
€119,75
C
€133,40
D
€144,90
Slide 24 - Quizvraag
Uitwerking
premie € 110,25
poliskosten € 9,50 +
€ 119,75
assurantiebelasting 0,21 × 119,75 € 25,15 +
verzekeringskosten 1e jaar € 144,90
Slide 25 - Tekstslide
Als gevolg van een overstroming heeft Tine €7000 schade. Volgens haar polis is haar inboedel verzekerd voor €35000. De werkelijke waarde van Tines inboedel is €39000.
Bereken de schadevergoeding die Tine krijgt.
A
€6282,10
B
€7000
C
€35000
D
€39000
Slide 26 - Quizvraag
Uitwerking
Verzekerde waarde : werkelijke waarde x schadebedrag =
35.000 ÷ 39.000 x € 7.000 = € 6.282
Slide 27 - Tekstslide
Bert sluit een zorgverzekering af. Deze verzekering bestaat uit: Een basisverzekering (€71,25 per maand) Een aanvullende verzekering (15 per maand)
Welk bedrag betaalt Bert in dit jaar aan premie voor zijn zorgverzekering