Casussen

Doel
Verschil kennen tussen
reële en gecreëerde behoefte.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsSecundair onderwijs

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Doel
Verschil kennen tussen
reële en gecreëerde behoefte.

Slide 1 - Tekstslide

Maxim, Lara, Kyenna, Latifah en Milo. Ze zijn allemaal leerlingen van het tweede middelbaar. Iedereen van de vriendengroep heeft een Smartphone van het merk Samsung. Enkel Keyenna heeft nog een oude Huawei. Ondanks het feit dat die nog goed werkt, spaart ze voor een nieuwe namelijk dezelfde Samsung als haar vrienden.
A
reële behoefte
B
gecreëerde behoefte

Slide 2 - Quizvraag

Florence is uit haar kleren gegroeid en heeft nieuwe broeken nodig.
A
reële behoefte
B
gecreëerde behoefte

Slide 3 - Quizvraag

Jan eet gezonde voeding want met die energie kunnen we ons beter concentreren, actief bewegen enzovoort.
A
reële behoefte
B
gecreëerde behoefte

Slide 4 - Quizvraag

Simon gaat dagelijks met zijn fiets naar school.

Uiteraard kan er steeds iets gebeuren! Om zijn

ouders steeds te kunnen bereiken, kreeg hij een

GSM.
A
reële behoefte
B
gecreëerde behoefte

Slide 5 - Quizvraag

Arthur heeft last van Astma. Dit is een aandoening aan de longen. Hij moet dagelijks medicatie nemen.
A
reële behoefte
B
gecreëerde behoefte

Slide 6 - Quizvraag

Lucie en Roger zijn de grootouders van Amélie. Omdat ze wat ouder worden en niet meer goed kunnen bewegen, is hun huis te groot geworden. Ze gaan naar een appartement.
A
reële behoefte
B
gecreëerde behoefte

Slide 7 - Quizvraag

Mohammed en Youssef ontspannen zich graag na school. Ze hebben thuis een nieuw computerspel gekocht zodat ze zich kunnen ontspannen.
A
reële behoefte
B
gecreëerde behoefte

Slide 8 - Quizvraag

Dagelijks moet Emma naar school. Haar ouders kunnen haar niet brengen en met de fiets is te gevaarlijk. Ze moest dus een busabonnement aanschaffen.
A
reële behoefte
B
gecreëerde behoefte

Slide 9 - Quizvraag

KOOPGEDRAG
Wat beïnvloedt ons koopgedrag?

Slide 10 - Tekstslide

Waar vind je reclame?
Folder, krant, tv, radio, reclameborden, bussen, sociale media.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het doel van reclame?
Klanten overtuigen om de diensten of goederen van de onderneming te kopen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Positief reclame?
Nieuwe producten leren kennen.

Slide 15 - Tekstslide

Negatief aan reclame?
Impulsief kopen.
Werkelijkheid klopt niet met de reclame.

Slide 16 - Tekstslide

Negatief aan reclame?
Impulsief kopen.
Werkelijkheid klopt niet met de reclame.

Slide 17 - Tekstslide