1hv-5.3 Lezen - theorie

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Goedemiddag bruggers!

LEG/ZET KLAAR:

# je telefoon om mee te doen aan de QUIZ

# je leer-opdrachtenboek B

# TALENT - digitaal hfd 5 par. 3 LEZEN

# markeerstift, potlood of pen

IN DEZE LES

# quiz over de begrippen bij leesvaardigheid

* tekstdoelen

* tekstverbanden

# zelf aan het werk met tekst 2 van par. 5.3 Lezen

Een tekstdoel is ...

1. het doel dat de lezer heeft met het lezen van de tekst
2. het doel dat in de tekst wordt besproken
3. het doel dat de schrijver heeft met het schrijven van teksten
4. het doel dat de schrijver wil bereiken bij de lezer

Welke tekstdoelen ken je?
Geef 1 keer antwoord en noteer zoveel mogelijk doelen!

Wat is het tekstdoel van

1. informeren
2. overtuigen
3. activeren
4. amuseren

1. Het tekstdoel van deze tekst is informeren.
2. Het tekstdoel van deze tekst is overtuigen.
3. Het tekstdoel van deze tekst is activeren.
4. Het tekstdoel van deze tekst is amuseren.

Het tekstdoel van het vorige filmpje is

1. informeren
2. overtuigen
3. activeren
4. amuseren

Wat is het tekstdoel van dit filmpje?

1. informeren
2. overtuigen
3. activeren
4. amuseren

Aan het werk - Talent 5.3 Lezen

Maak -als het even kan samen via een chat-

bij tekst 3

opdracht 5 en 6

Kijk zelf na!

Aan het werk - Talent 5.3 Lezen

Maak alleen

opdracht 7

Kijk na!

Onze familie houdt zowel van hockey als van hardlopen.

1. opsommend verband
2. toelichtend (uitleggend) verband
3. chronologisch (tijdsverband)
4. concluderend tekstverband

Op zondag gaan we altijd hockeyen, nadat we vijf kilometer hebben gerend.

1. opsommend verband
2. tegenstellend verband
3. chronologisch verband
4. toelichtend verband

Mijn zus Diana hockeyt bij UVC, ze wordt evenwel nooit opgesteld.

1. opsommend tekstverband
2. tegenstellend verband
3. redengevend verband
4. toelichtend verband

Meisjes zoals Diana blijven dan positief.

1. opsommend verband
2. tegenstellend verband
3. toelichtend verband
4. concluderend verband

Oom Leopold doet nooit mee, hij leest namelijk liever de krant.

1. opsommend verband
2. redengevend verband
3. toelichtend verband
4. concluderend verband

Aan het werk!