In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat leer je uit bron 1?
A
De Engelse bevolking steeg vroeger dan andere landen, maar geleidelijk aan
B
De Engelse bevolking kende een echte bevolkingsexplosie
C
De bevolking op het Europese vasteland steeg sneller dan in GB
D
De Engelse bevolking daalde, terwijl die in andere Europese landen steeg
Slide 2 - Quizvraag
Hoe komt dit?
A
Nataliteit stijgt en de mortaliteit daalt
B
Mortaliteit daalt geleidelijk aan, nataliteit veel sneller
C
Mortaliteit daalt sneller dan de nataliteit
D
Mortaliteit en nataliteit stijgen
Slide 3 - Quizvraag
Hierdoor heb je...
A
Een groter geboorteoverschot en langere levensduur
B
Een kleiner geboorteoverschot en kortere levensduur
C
Een groter geboorteoverschot en kortere levensduur
D
Een kleiner geboorteoverschot en langere levensduur
Slide 4 - Quizvraag
Hoe komt het dat de mortaliteit veel daalde?
Slide 5 - Open vraag
Wat zijn de voordelen van een grotere bevolking?
Slide 6 - Open vraag
Mensen in de ME+NT trouwden op jongere leeftijd dan tijdens de IR.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn de nadelen van een grotere bevolking?
Slide 8 - Open vraag
Wat valt op als je naar bron 2 kijkt?
A
De bevolking in GB stijgt enorm
B
De bevolking in Engeland stijgt wel, maar niet in Schotland en Ierland
C
De bevolking in GB daalt als je Schotland en Engeland samen neemt
D
De bevolking in Engeland stijgt, maar niet in Ierland
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Video
04:44
Wat zijn de problemen die veroorzaakt worden door de bevolkingsgroei?
Slide 11 - Open vraag
06:17
Wat bedoelt hij met de humane oplossing voor overbevolking?
A
Veel meer investeren in voedselhulp voor overbevolkte gebieden
B
De natuur zijn werk laten doen
C
Aan gezinsplanning doen
D
Stoppen met kinderen maken
Slide 12 - Quizvraag
06:17
Wat is de natuurlijke oplossing voor de overbevolking?
A
Niets doen, de natuur zijn gang laten gaan
B
Honger, ziekte en oorlog lossen het probleem op
C
Mensen verplicht steriliseren
D
Naar een één-kindpolitiek overstappen
Slide 13 - Quizvraag
Wat verandert er tijdens de agrarische revolutie?
A
Ze hebben meer oogst doordat ze grotere gronden bewerken
B
Ze kweken meer gewassen en hebben dus meer oogst
C
Braak wordt vervangen door klaver
D
Ze kweken meer verschillende gewassen, maar dat vergroot de oogst niet
Slide 14 - Quizvraag
Gevolg van gebruik van klaver?
A
Veestapel groeit
B
Minder onkruid
C
Put de bodem wel wat uit
D
Verrijkt de bodem
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Wat zijn enclosures?
A
Boeren ruilen grond met elkaar, zodat de gronden aansluitend zijn
B
Grote landbouwgronden worden verdeeld onder meer boeren --> sneller werken
C
Kleinere stukken grond worden aaneengesloten tot grote landbouwgronden
D
De adel verkoopt zijn gronden aan de omliggende boeren
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Wat zijn de gevolgen hiervan?
A
Er komen meer kleinere boeren bij die een groter stuk land bewerken
B
Het kost meer tijd om de gronden te bewerken, want er zijn ook minder boeren
C
Er komen meer boeren bij op het platteland, een klein deel trekt naar de stad
D
LBbewerking gebeurt efficiënter, maar veel kleine boeren zijn hun grond kwijt
Slide 19 - Quizvraag
Engeland
rond 1700
Machtig land met een enorm groot rijk dat zich over de hele wereld uitstrekte.
De bevolking van Engeland groeit, hierdoor is er meer kleding nodig.
Veel kleding wordt gemaakt van katoen, dat door slaven op plantages wordt geplukt, en wol.
Het Britse Rijk omstreeks 1700
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Schietspoel
1733
Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
De Engelsman John Kay vond de schietspoel uit. Hiermee kun je veel sneller weven dan met de hand.
De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.
Slide 22 - Tekstslide
Spinning Jenny
1764
Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig.
Met de Spinning Jenny van James Hargreaves kon je 8 en later 16 draden tegelijk spinnen
Slide 23 - Tekstslide
Oude energiebronnen
Oudeenergiebronnen:
spierkracht
dierkracht
waterkracht
windkracht
Slide 24 - Tekstslide
Stoommachine
rond 1764
De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet
De Engelsman James Watt voerde een aantal belangrijke veranderingen door in Newcomen's stoommachine waardoor het gebruik en de inzet makkelijker werden.
Slide 25 - Tekstslide
Veranderingen door
de stoommachine
Leegpompen van mijnen, waardoor je dieper de grond in kunt (grondstoffen)
Oude energiebronnen (wind-, spier- en waterkracht) worden langzaam vervangen
Stoommachine is overal te plaatsen, niet alleen aan het water
Doordat de vraag naar delfstoffen (ijzer en steenkool voor de machines) sterk toenam, moest er steeds dieper worden gegraven. Met stoommachines werd het grondwater weggepompt.
Slide 26 - Tekstslide
Hoogovens
Door steenkool op een speciale manier te verhitten ontstaat cokes.
Met cokes krijg je een betere verbranding. Hierdoor kun je ook ijzererts beter verhitten.
Om ijzer nog sterker te maken, werd er gebruik gemaakt van hoogovens: ovens die zo warm worden dat het ijzer zuiver wordt.
Omdat zuiver ijzer zich beter laat bewerken, nemen ook de toepassingen ervan toe: zo zie je steeds meer bouwwerken van ijzer. Zoals bijvoorbeeld bruggen, maar ook de Eiffeltoren
Slide 27 - Tekstslide
Industriële Revolutie
1750-1900
Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal
De verandering noemen we de Industriële Revolutie
Niet alleen de manier van produceren verandert enorm: ook de komst van stoomtreinen brengt grote veranderingen in het vervoer van mensen en goederen.
Slide 28 - Tekstslide
van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken
Slide 29 - Tekstslide
Welke sectoren hadden geen voordeel bij de tweede IR?
A
Voedingsindustrie
B
mijnbouw
C
fotografie
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Video
Wat heb je allemaal gezien dat de productie vooruit helpt?
Slide 32 - Open vraag
Slide 33 - Video
Wat zijn de nadelen van dit systeem?
Slide 34 - Open vraag
https:
Slide 35 - Link
Toon aan dat de woonomstandigheden van de arbeiders vaak zeer slecht waren.
Slide 36 - Open vraag
Toon aan dat de werkomstandigheden van de arbeiders vaak zeer slecht waren.