Wissel jouw schema uit, níet met jouw buurman/buurvrouw
1. Is er in het schema van jouw klasgenoot sprake van nevenschikking? onderschikking?
2. Lees paragraaf 10.3 nog eens door en probeer elk argument onder te brengen bij een van de soorten argumenten (blz. 127)
3. Welk argumenatieschema/schema's wordt/worden gehanteerd? (blz. 127/128)