Les 3. Hf.3

Aan 't werk in de winkel
Herhaling theorie hoofdstuk 3
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkooppraktijkPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Aan 't werk in de winkel
Herhaling theorie hoofdstuk 3

Slide 1 - Tekstslide

Voorraad
Elke winkel heeft artikelen in de winkel zelf. Maar ook in het magazijn: de voorraad. Om deze aan te vullen bestelt de winkel artikelen bij een leverancier of groothandel.

Slide 2 - Tekstslide

Lossen
Lossen is het uit de vrachtwagen halen van de goederen. Er moeten genoeg mensen, ruimte, tijd en transportmiddelen aanwezig zijn. 

Verder zorg je dat retourgoederen en emballage vast klaar staan voor de leverancier. 

Slide 3 - Tekstslide

Retourgoederen


Retourgoederen zijn goederen die verkeerd bezorgd of die niet aan de eisen van de winkelier voldoen. Bijvoorbeeld omdat ze anders zijn dan wat de winkelier heeft besteld. Of omdat ze kapot zijn. Of omdat de kwaliteit niet goed is. 
Emballage


Emballage is verpakkingsmateriaal waarop statiegeld zit. Bijvoorbeeld de bakken waar planten in geleverd worden, pallets, rolcontainers of kledingrekken. 

Slide 4 - Tekstslide

Laadklep
Zware goederen in en uitladen
Laadkar
Handig om veel tegelijk te vervoeren

Slide 5 - Tekstslide

Roll-in
Voorkant open en zo het koelvak in
Dolly
Soms heeft het een andere naam

Slide 6 - Tekstslide

Steekwagen
Ook voor meerdere dozen tegelijk
Rolcontainer
Werken veel winkels mee

Slide 7 - Tekstslide

Pallet
Voor vervoer en opslag van goederen
Pompwagen
Om pallets mee te vervoeren

Slide 8 - Tekstslide

Kledingrek: Kledingstukken worden in een doos of aan een kledingrek afgeleverd. 

Slide 9 - Tekstslide

Colli
Colli zijn alle dozen of andere verpakkingseenheden waarin artikelen worden vervoerd. Je hebt het over 1 collo (enkelvoud) en meerdere colli (meervoud). 
Bij een aantal artikelen in 1 doos, heb je het over collo. Zijn er meer van die dozen, dan zijn er dus meerdere colli. 


Slide 10 - Tekstslide

Kwantitatieve  controle
Je controleert de levering aan de hand van de vrachtbrief. Deze controle heet de kwantitatieve controle. Kwantitatief is een ander woord voor hoeveelheid of aantal.
De kwantitatieve controle bestaat dan ook uit het tellen van het aantal binnengekomen colli.  Het aantal geleverde goederen moet kloppen met het aantal bestelde goederen. 
De chauffeur mag pas vertrekken als deze controle is gedaan en als je leidinggevende de vrachtbrief heeft ondertekend neemt hij die mee. 

Slide 11 - Tekstslide

Vrachtbrief 

Op een vrachtbrief staat; 
- adres van dr winkelier en de leverancier

- aantal geleverde colli

- wie het vervoer moet betalen (de vrachtkosten)


Slide 12 - Tekstslide

Sorteren
Sorteren wil zeggen dat je de artikelen bij elkaar zet;
* die hetzelfde zijn en op dezelfde plaats in het magazijn moeten liggen
* die op dezelfde afdeling in de winkel liggen
* die niet meer te verkopen zijn, bijvoorbeeld door bederf of beschadiging.

Slide 13 - Tekstslide

Kwalitatieve controle
Na het sorteren kijk je naar de kwaliteit van de goederen. Met de kwaliteit bedoelen we de staat van de goederen. Je kijkt of de goederen niet zijn beschadigd. En of de juiste goederen zijn geleverd. 

Controleer je de binnengekomen goederen niet goed dan kan er derving ontstaan. Derving is verlies als artikelen kapotgaan, bederven, worden gestolen of op een andere manier zoekraken. 

Slide 14 - Tekstslide

Pakbon
Op een pakbon staat;
* Artikelcode
* Omschrijving van het artikel
* Aantal van elk artikel
* Afzender 
* Ontvanger

Klopt er iets niet? Veel winkels geven dat aan door een correctielijst.

Slide 15 - Tekstslide

Opslagmethodes
Je hebt de goederen gecontroleerd. Nu moet je de goederen opslaan. Sommige goederen zet je meteen in de winkel. Andere goederen sla je op in het magazijn. Je kunt verschillende opslagmethodes gebruiken. Welke opslagmethode je kiest, hangt af van het soort artikelen. 

Slide 16 - Tekstslide

Op de vloer
Bij deze opslagmethode zet je de artikelen direct op de vloer. Het voordeel van deze methode is dat ze heel goedkoop is. Je hebt geen extra materialen nodig om de goederen in op te bergen. Het grote nadeel van opslag op de vloer is dat het veel ruimte inneemt. Bovendien kunnen de artikelen makkelijk stuk gaan en kan optrekkend vocht de artikelen aantasten. 

Slide 17 - Tekstslide

Op een vlonder of pallet
Een vlonder en een pallet lijken op elkaar. Ze zijn allebei van hout. Een vlonder gebruik je voor de opslag van artikelen. Op een pallet kun je artikelen opslaan én vervoeren. Door deze opslagmethode hebben de artikelen geen last van vocht uit de grond. 
Veel artikelen komen op pallets binnen. Je kunt deze artikelen met pallet en al in de winkel zetten, bijvoorbeeld een pallet met pakken suiker. Ook grote artikelen, zoals koelkasten en wasmachines, kun je het best op een pallet opslaan. 

Slide 18 - Tekstslide

In een stelling
Een stelling ziet eruit als een soort boekenkast. Je kunt er allerlei artikelen in opslaan. Er zijn open stellingen en stellingen met een achterwand en zijwanden. Het voordeel van stellingen is dat je er erg veel artikelen in kwijt kunt. Stellingen kunnen helemaal tot aan het plafond doorlopen. Ook artikelen die niet stapelbaar zijn, kun je boven elkaar opslaan. 

Slide 19 - Tekstslide

In een koel- of vriescel
Sommige artikelen blijven alleen goed in een koelcel of vriescel. Bijvoorbeeld groenten en vlees. Deze kunnen snel bederven. Je moet ze dan ook meteen opslaan in een koel- of vriescel. In een koelcel is een temperatuur van 2 tot 5 graden. Diepvriesproducten, zoals pizza's en ijs, moet je bewaren bij een temperatuur van -18 graden of kouder. Deze producten sla je op in een vriescel. 

Slide 20 - Tekstslide

Aantal artikelen

Een winkel moet niet te weinig, maar ook niet te veel artikelen in voorraad hebben. De klanten mogen niet voor lege schappen staan. Van artikelen die in de aanbieding zijn, is meer voorraad dan normaal. Ook van seizoenartikelen is er tijdelijk meer voorraad. Meer de meeste artikelen verkoop je altijd even goed. 
Omzetsnelheid van de artikelen

De omzetsnelheid van een artikel is het aantal keer dat de voorraad van het artikel in een periode wordt verkocht. Een artikel dat niet zo snel gaat, heet slow mover (langzaamloper). Een fast mover (snelloper) is een artikel dat juist wel snel gaat. Fast movers staan vaak vooraan in het magazijn. 

Slide 21 - Tekstslide

De verpakking waarin de consument (klant) een artikel koopt heet consumentenverpakking. Deze verpakking maakt het artikel voor de klant herkenbaar en aantrekkelijk. Het artikel verkoopt dan beter. 

Slide 22 - Tekstslide

Behandelingsetiket
Let altijd goed op deze pictogrammen. Een pictogram is een afbeelding of symbool. De pictogrammen op een verpakking geven aanwijzingen hoe je moet omgaan met dit artikel. Sommige artikelen kunnen niet tegen de zon, andere zijn breekbaar. Vaak staan de pictogrammen op een etiket. 

Slide 23 - Tekstslide

Gevarenetiket
Een gevarenetiket waarschuwt je voor gevaren. Sommige goederen bevatten stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid van de mens. Deze goederen zijn verplicht voorzien van een gevarenetiket.

Slide 24 - Tekstslide

Veilig werken
In een winkel met je vaak artikelen optillen, dragen, stapelen en/of verplaatsen. Om je daarbij te helpen zijn er hulpmiddelen, zoals de steekwagen. Maar soms moet je toch echt zelf doen. Dan is een goede lichaamshouding heel belangrijk. 
Veel tillen is slecht voor je rug en nek. Zorg er dus goed voor dat je op de goede manier tilt. Zo heb je minder kans op lichamelijke klachten. 

Slide 25 - Tekstslide

Tips voor het tillen van artikelen
- Ga recht voor het artikel staan en plaats je voeten iets uit elkaar.
- Zak door je knieën en buig zo min mogelijk naar voren.
- Houd je rug recht en trek je buikspieren aan.
- Pak het artikel met beide handen vast.
- Kom met een rechte rug weer overeind.
- Til niet boven je hoofd.
- Voorkom dat je omvalt en je bezeert, of dat je 'door je rug' gaat.
- Gebruik een trapje als je ergens niet goed bij kunt. 

Slide 26 - Tekstslide

Tips voor het dragen van artikelen
* Houd het artikel zo dicht mogelijk tegen je lichaam aan.
* Draag het artikel met gestrekte, hangende armen.
* Draai je rug niet tijdens het dragen.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Arbeidsomstandighedenwet
De Arbowet bepaalt waaraan een werkgever zich moet houden en welke arbeidsomstandigheden hij zijn werknemers moet bieden. Volgens de overheid heb je als werknemer recht op goede arbeidsomstandigheden. Dat houdt in dat je op een veilige, gezonde en prettige manier moet kunnen werken.

Slide 29 - Tekstslide

Aan 't werk in de winkel
Herhaling theorie hoofdstuk 2

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Veilig werken betekent vakkundig werken
* Je maakt, als dat nodig is, op de juiste manier gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
* Je tilt op een juiste, veilige manier en gebruikt, als dat nodig is, transportmiddelen. 
* Je herkent onveilige situaties, weet hoe je in dit soort situaties moet handelen en meldt ze altijd aan je leidinggevende. 
* Je maakt de werkplek veilig en op de juiste manier schoon. 
* Je gaat veilig om met levensmiddelen en controleert apparatuur. 

Slide 32 - Tekstslide

Voedselveiligheid
Verantwoord omgaan met levensmiddelen (eten) zorgt ervoor dat voedsel gezond is. Voedselveiligheid wil zeggen dat het betreffende voedsel geen gevaar voor de gezondheid oplevert. Het winkelpersoneel kan daarvoor zorgen door op een verantwoorde manier met voedselmiddelen om te gaan. Om voedselverontreiniging te voorkomen, is elk bedrijf dat met levensmiddelen werkt verplicht een HACCP-analyse uit te voeren.  Zo moet je bijvoorbeeld de temperatuur van de koel- en vriescel regelmatig meten en opschrijven. En natuurlijk let je op de houdbaarheidsdatum van de levensmiddelen. 

Slide 33 - Tekstslide