verleden tijd (vt): geeft aan dat iets zich in het verleden gebeurde. bijvoorbeeld: vanmorgen, gisteren, vorige week, vorig jaar, 100 jaar geleden, zojuist, pas geleden.
voltooide tijd (vd): een voltooid deelwoord geeft aan dat is al gebeurd is. Voltooid betekent dat het af is. Bijvoorbeeld: Ik heb gehuild.