In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Lezen H3: tekstopbouw en verbanden
Slide 2 - Tekstslide
Wat weet je nog over de tekstopbouw van een zakelijke tekst?
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het doel van een inleiding?
Slide 5 - Open vraag
Kernzinnen, hoofdzaken en bijzaken horen bij het middenstuk. Waarom?
Slide 6 - Open vraag
Waar denk jij aan bij tekstverbanden?
Slide 7 - Woordweb
Milieuvriendelijk en gezond
Camren hoefde niet in de struiken op zoek naar kriebelbeestjes. Recepten en adressen haalde hij uit de boeken van insectenkoks Daniella Martin en David George Gordon. ‘Ik bestelde de
insecten online en kreeg ze twee dagen later levend afgeleverd. Dan legde ik ze een nacht in de vriezer, waardoor ze in een soort winterslaap gaan. Daarna spoelde ik ze schoon en legde
ik ze terug in de diepvries tot ik ze nodig had.
De insecten zelf zijn niet duur, maar de verzendkosten wel. Ik zou willen dat het wat toegankelijker was, want het eten van insecten is niet alleen goed voor het milieu maar ook voor je gezondheid. Vlees kost heel veel energie om te kweken, terwijl insecten ook vol eiwitten zitten. Zodra milieubewuste en gezonde types ze gaan eten, volgt de rest vanzelf. Als de vraag ernaar groeit, zullen ze ook goedkoper worden.
Slide 8 - Tekstslide
De insecten zelf zijn niet duur, maar de verzendkosten wel.
Wat geeft het tweede deel van de zin aan ten opzichte van het eerste deel en door welk woord zie je dat?
Slide 9 - Open vraag
Ik zou willen dat het wat toegankelijker was, want het eten van insecten is niet alleen goed voor het milieu maar ook voor je gezondheid.
Hoeveel redenen noemt Camren hier? Hoe zie je dat?
Slide 10 - Open vraag
Tekstverbanden
Je hebt twee soorten verbanden:
- Zinsverbanden: zinnen die met elkaar in verbinding staan
- Alineaverbanden: alinea's die met elkaar in verbinding staan
Verbanden herken je aan signaalwoorden of groepjessignaalwoorden. Soms moet je goed de inhoud van een alinea lezen om het verband te ontdekken.
Slide 11 - Tekstslide
Uitspraak-opsomming
Verschillende dingen die bij elkaar horen, worden opgenoemd.
Ook, verder, bovendien, daarnaast, ten eerste..., ten tweede..., en, niet alleen...maar ook
Slide 12 - Tekstslide
Uitspraak-tegenstelling
Na een uitspraak wordt het tegenovergestelde beweerd.
Er wordt een voorbeeld van een uitspraak / bewering genoemd.
Zoals, bijvoorbeeld, zo
Slide 14 - Tekstslide
Wat is het signaalwoord? Ik wilde graag gaan sporten, maar ik moest huiswerk maken.
A
ik
B
maar
C
moest
D
maken
Slide 15 - Quizvraag
Welk verband geeft 'maar' aan? Ik wilde graag gaan sporten, maar ik moest huiswerk maken.
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling
Slide 16 - Quizvraag
Welk verband herken je in de volgende zin? Wij hebben diverse sporten gedaan. Ten eerste hebben we gevoetbald, ten tweede gevolleybald en tot slot gebasketbald.
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling
Slide 17 - Quizvraag
Welk verband herken je in de volgende zin? De leerlingen hadden betere dingen te doen, zoals een potje FIFA.
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling
Slide 18 - Quizvraag
Zelfstandig werken
Maken opdracht opdracht 1 en 2, blz. 138, 139 en 140