Dienstag, den 17. September

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Die Planung
Erste Stunde:
  • Hausaufgaben besprechen
  • Personalpronomen (1. Fall) und 4. Fall
  • Haben/sein/werden (Präsens) und Präteritum

Slide 2 - Tekstslide

Die Planung
Zweite Stunde:
  • Leseverstehen (Prüfung!)
  • Wörterliste reader Café (Prüfung!) mit einem Quiz :)

Slide 3 - Tekstslide

Prüfungen
1. Oktober
Leseprüfung und Wörterliste

Slide 4 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoorden
  • ,,Personalpronomen"
  • Je voorkomt het steeds herhalen van het naamwoord
  • Mensen, dieren, handelingen
  • Naamvallen!  🎉  +1   + 4

Slide 5 - Tekstslide

1e en 4e naamval
* 1e naamval = ???

* 4e naamval = ???

Slide 6 - Tekstslide

1e en 4e naamval
* 1e naamval = onderwerp                  
(wie/wat + gezegde = ?)

* 4e naamval = lijdend voorwerp      (verandert van vorm)
(wie/wat + gezegde + onderwerp = ?)

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp

Zij  wijst.

(1e naamval; onderwerp)

Slide 8 - Tekstslide

Lijdend voorwerp

Zij wijst naar haar.

(4e naamval; lijdend voorwerp)

Slide 9 - Tekstslide

An die Arbeit!
  • Arbeitsblatt Personalpronomen
  • +/- 6 Minuten
  • Danach besprechen
timer
6:00

Slide 10 - Tekstslide

Haben/sein/ werden: was wisst ihr noch?

Slide 11 - Tekstslide

Haben/sein/ werden: was wisst ihr noch?

  • Präsens in der letzten Stunde (S. 24 + 25, Tabelle)
  • Neu: Präteritum

Slide 12 - Tekstslide

Haben, sein, werden
Präteritum (verleden tijd)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Haben 
ich hatte
ik had
du hattest
jij had
er/sie/es hatte
hij/zij/het had
wir hatten
wij hadden
ihr hattet
jullie hadden
Sie/sie hatten
u had / zij hadden 

Slide 15 - Tekstslide

Sein 
ich war
ik was
du warst
jij was
er/sie/es war
hij/zij/het was
wir waren
wij waren
ihr wart
jullie waren
Sie/sie waren
u was / zij waren  

Slide 16 - Tekstslide

Werden (worden)
ich wurde
ik was
du wurdest
jij was
er/sie/es wurde
hij/zij/het was
wir wurden
wij waren
ihr wurdet
jullie waren
Sie/sie wurden
u was / zij waren
Let op: geen Umlaut

Slide 17 - Tekstslide

Werden (zullen)
ich würde
ik zou
du würdest
jij zou
er/sie/es würde
hij/zij/het zou
wir würden
wij zouden
ihr würdet
jullie zouden
Sie/sie würden
u zou / zij zouden  
Let op: Umlaut

Slide 18 - Tekstslide

Und jetzt ihr!
  • Arbeitsbuch: Aufgabe 1.14 (S.27)
  • Hilfe: S. 24 & 25
  • +/- 5 min
  • Let op verschil worden en zullen! 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Slide 21 - Tekstslide

Was machst du bei einer Leseprüfung?

Slide 22 - Tekstslide

Einige Beispiele.....
  • Vragen vooraf lezen
  • Titel lezen en voorspellen: waarover zou het kunnen gaan? 
  • "Scannen"                  Plaatjes, tussenkopjes, extra uitleg etc.  
  • Tussenkopjes                 Waar zou het antwoord kunnen staan?
  • Woordenboek!                 Hoe gebruik je dat?


Slide 23 - Tekstslide

An die Arbeit!
Text 1 bis 5

Slide 24 - Tekstslide

Wörterliste Café 
  • Besprechen
  • Zeit zum Lernen: +/- 10 minuten
  • Quiz!

Slide 25 - Tekstslide

Quiz 
NL > DE

Slide 26 - Tekstslide

het broodje kaas
A
das Käsebrötchen
B
das Schinkenbrötchen

Slide 27 - Quizvraag

de chocoladetaart
A
die Schokoladentorte
B
die Schokotorte

Slide 28 - Quizvraag

de kwarktaart
A
der Käsekuchen
B
der Quarktorte

Slide 29 - Quizvraag

de witte wijn
A
der weiße Wein
B
der Weißwein

Slide 30 - Quizvraag

het glas bier
A
Bier vom Faß
B
das Glas Bier
C
das Bierglas

Slide 31 - Quizvraag

ohne =
A
zonder
B
met

Slide 32 - Quizvraag

de spa blauw
A
das Mineralwasser ohne Kohlensäure
B
der Mineralwasser ohne Kohlensäure

Slide 33 - Quizvraag

de tomatensap
A
die Tomatensaft
B
das Tomatensaft
C
der Tomatensaft

Slide 34 - Quizvraag

de rode wijn
A
roter Wein
B
der Rotwein
C
das Rotwein

Slide 35 - Quizvraag

de kruidenthee
A
der Krauteree
B
der Kräutertee

Slide 36 - Quizvraag

het kopje thee
A
die tasse tee
B
die tasse Tee
C
die Tasse Tee
D
die Tasse Thee

Slide 37 - Quizvraag

die Tasse
A
het kopje
B
de tas
C
het schoteltje

Slide 38 - Quizvraag

de sinaasappelsap
A
der Oraniensaft
B
der Orangensaft

Slide 39 - Quizvraag

de rauwkost
A
das Rohkostteller
B
die Rohkostteller
C
der Rohkostteller

Slide 40 - Quizvraag

Quiz 
DE > NL

Slide 41 - Tekstslide

die Rechnung
A
het rekenen
B
de rekening
C
de reservering

Slide 42 - Quizvraag

das Trinkgeld
A
de fooi
B
het statiegeld

Slide 43 - Quizvraag

Rühreier mit Käse
A
roereieren met kaas
B
gepocheerde eieren met kaas

Slide 44 - Quizvraag

das gekochte Ei
A
het gepocheerde ei
B
het gekookte ei

Slide 45 - Quizvraag

die Zwiebelsuppe
A
de mosterdsoep
B
de uiensoep

Slide 46 - Quizvraag

der Stramme Max
A
de witte bonen in tomatensaus
B
de tosti
C
de uitsmijter

Slide 47 - Quizvraag

Spiegeleier mit Schinken
A
spiegeleieren met cervelaat
B
spiegeleieren met ham
C
spiegeleieren met kipfilet

Slide 48 - Quizvraag

die Frikadelle
A
de bal gehakt
B
de frikandel

Slide 49 - Quizvraag

der Milchkaffee
A
de latte macchiato
B
de koffie verkeerd
C
de koffie met melk

Slide 50 - Quizvraag