Setting en sfeer (havo 3)

Nederlands
Hoofdstuk 39: setting en sfeer

1 juni 2022
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Hoofdstuk 39: setting en sfeer

1 juni 2022

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Lesdoel: je leert hoe je een setting verzint voor je verhaal en hoe je een bepaalde sfeer creëert. 
1. Uitleg 
2. Oefenen met schrijfopdracht. 


  • Actieve bijdrage en niet door elkaar praten
  • Telefoon in tas
  • Oordopjes uit

Slide 2 - Tekstslide

Setting
De plaats en tijd waar je verhaal zich afspeelt, noemen we de setting

De setting kan een bestaande of een niet-bestaande plaats zijn en je verhaal kan zich in het verleden, het heden of de toekomst afspelen. 

Het is belangrijk om goed over de setting na te denken; je kunt deze gebruiken om een bepaalde sfeer op te roepen. 

Slide 3 - Tekstslide




Gewapende overval

Slide 4 - Tekstslide





Riddergevecht

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

De setting bepalen
Bij het schrijven van je verhaal houd je rekening met: 

Tijd: In welke tijd speelt het verhaal zich af; verdiep je in die tijd. 
Omgeving: Wat voor omgeving past bij je personage; probeer ervoor te zorgen dat de setting de persoonlijkheid weerspiegelt; 

Bedenk of je wilt dat de setting bij de gebeurtenissen past of juist niet? 



Slide 7 - Tekstslide

Werkwoorden kiezen
Probeer de ruimtes zo levendig mogelijk te beschrijven. Vermijd daarom 'statische' werkwoorden als zich bevinden, staan, hangen, zitten, liggen en zijn. 





Kijk hoe je andere werkwoorden en zinsbouw kunt gebruiken om bij te dragen aan de sfeer in het verhaal. 

Slide 8 - Tekstslide

Sfeer creëren
Met de setting kun je ook een sfeer creëren. Als je probeert de lezer in het verhaal te trekken, gaat het verhaal voor hen leven. 

Dit kun je doen door zintuiglijk te vertellen: Vertel niet alleen hoe iets eruit ziet, maar ook wat je hoort, ruikt en voelt. 


Kortom: probeer de ruimte zo gedetailleerd
mogelijk te beschrijven. 
I. In de wachtkamer hing de zware geur van desinfectiemiddelen en angstzweet. 
II. In de wachtkamer waaide een zacht lentebriesje door de frisgewassen gordijnen.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht
  • Wat: Maak de opdracht in Word of in je schrift
  • Hoe: maak de opdracht individueel. 
  • Hulp: overleg met je duopartner.
  • Tijd: 20 minuten 
  • Nabespreking


plot = Waar het verhaal over gaat/ verhaallijn

Slide 10 - Tekstslide