perspectief, setting en sfeer

perspectief, setting en sfeer
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

perspectief, setting en sfeer

Slide 1 - Tekstslide

Auteur, verteller en perspectief
In een literair werk wordt een verhaal verteld. Daarbij is het van belang dat we verschillende onderscheiden maken: 

- De auteur/ schrijver is de persoon die het literaire werk heeft bedacht en opgeschreven;
- De verteller is degene die in het boek het verhaal aan de lezer presenteert;
- Het perspectief is het standpunt van waaruit de verteller de gebeurtenissen beschrijft. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Perspectieven
In een verhaal vinden vaak veel gebeurtenissen plaats, waarbij meerdere personen zijn betrokken. Ieder personage beleeft deze gebeurtenissen op zijn eigen manier. 

Hoe je deze gebeurtenissen als lezer meekrijgt, hangt af van het perspectief waarvoor de schrijver kiest. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Setting
De plaats en tijd waar je verhaal zich afspeelt, noemen we de setting. 

De setting kan een bestaande of een niet-bestaande plaats zijn en je verhaal kan zich in het verleden, het heden of de toekomst afspelen. 

Het is belangrijk om goed over de setting na te denken; je kunt deze gebruiken om een bepaalde sfeer op te roepen. 

Slide 13 - Tekstslide

De setting bepalen
Bij het schrijven van je verhaal houd je rekening met: 
- In welke tijd speelt het verhaal zich af; verdiep je in die tijd. 
- Wat voor omgeving past bij je personage; probeer ervoor te zorgen dat de setting de persoonlijkheid weerspiegelt; 
- Bedenk of je wilt dat de setting bij de gebeurtenissen past of juist niet? 

Slide 14 - Tekstslide

Ontdek je plekje
Als je voor een setting hebt gekozen, doe dan onderzoek om de plek zo goed mogelijk voor je te zien. 

Is het een bestaande plek? Ga er dan even naartoe om de sfeer te proeven .

Slide 15 - Tekstslide

Sfeer creëren
Met de setting kun je ook een sfeer creëren. Als je probeert de lezer in het verhaal te trekken, gaat het verhaal voor hen leven. 

Dit kun je doen door zintuiglijk te vertellen: Vertel niet alleen hoe iets eruit ziet, maar ook wat je hoort, ruikt en voelt. 

Kortom: probeer de ruimte zo gedetailleerd mogelijk te beschrijven. 

Slide 16 - Tekstslide

Werkwoorden kiezen
Probeer de ruimtes zo levendig mogelijk te beschrijven. Vermijd daarom 'statische' werkwoorden als zich bevinden, staan, hangen, zitten, liggen en zijn. 

Kijk hoe je andere werkwoorden en zinsbouw kunt gebruiken om bij te dragen aan de sfeer in het verhaal. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Opdrachten maken
H26 opdracht 2, 6a, 7
H39 opdracht 1, 2, 3, 8, 9

Slide 19 - Tekstslide