Les Farida 21-9-2020

Welkom bij de Nederlandse les!
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij de Nederlandse les!

Slide 1 - Tekstslide

Prowise taart, zingen + receptie

Deze les
1. Lezen
2. Les over de waterkringloop
3. Spelling aai/ooi/oei
4. Spelletje

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De waterkringloop

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wereldoriëntatie
  • Na deze les weet ik hoe de korte en de lange waterkringloop eruitziet.
  • Na deze les weet ik hoe de weersverschijnselen verdampen, neerslag en wolkvorming ontstaan.
Dit ga je leren
Woordenschat
  • Na deze les begrijp ik de belangrijke woorden die met de waterkringloop  te maken hebben.
Taal
  • Na deze les kan ik in een explainer aan kinderen in groep 5/6 uitleggen hoe de korte en de lange waterkringloop eruitziet.

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.
Vragenmuur
Wat zou jij willen weten over 
de waterkringloop? Schrijf jouw vragen op en plak ze op de vragenmuur!

Slide 5 - Tekstslide

Eigen leervragen
De leerlingen formuleren eigen leervragen over het onderwerp. De vragen worden opgeschreven op een papiertje en op de vragenmuur geplakt. Zodra een vraag is beantwoord, wordt hij verplaatst naar de weetmuur.
Verdiepende tekst
Klik op de loep en daarna op de tekst om de tekst te vergroten.

Lees de tekst en arceer 
de woorden die je nog niet goed begrijpt. 

Arceer in ieder geval: 
  • daaruit
  • de waterkringloop
  • verdampt
  • waterdamp
  • condenseren
  • mogelijkheden
  • komt ... terecht

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordenschat
condenseren - condenseerde - gecondenseerd
Waterdamp die verandert in regen/sneeuw/hagel. 
De waterdamp in de wolk condenseerde en de regen kwam met bakken uit de lucht.
condenseren
verdampen
verdampen - verdampte - verdampt
Van water veranderen in waterdamp. 
Het water uit de zee verdampte en steeg omhoog.

Slide 7 - Tekstslide

Woordenschat
Bespreek de moeilijke woorden met uw leerlingen.
Woordenschat
eten
het ontbijt
de lunch
het diner
Ga met behulp van de hulpkaart op zoek naar de betekenis van de woorden die jij hebt gearceerd. 
Weet je de betekenis nog niet? Zoek dan de betekenis van het woord op, op deze website. Schrijf de betekenis voor jezelf op. Horen er woorden bij elkaar? Maak dan een woordparaplu, -kast of -trap.
groot
klein
muis
olifant
Hulpkaart
woordparaplu
woordtrap
woordkast

Slide 8 - Tekstslide

Woordenschat
Bespreek de belangrijke woorden met uw leerlingen. De hulpkaart kan helpen om achter de betekenis van de woorden te komen. In hun logboek noteren de leerlingen de betekenis van de woorden die ze nog niet kenden.

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Heb jij de tekst goed begrepen? Test je kennis!
Welke waterkringloop zag je in dit filmpje?
A
De korte waterkringloop
B
De lange waterkringloop

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij de tekst goed begrepen? Test je kennis!
Sleep de woorden naar de juiste plek.
verdampen
neerslag
wolkvorming
condenseren
grondwater

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij de tekst goed begrepen? Test je kennis!
Welk woorden horen op de lege plek? Sleep de woorden naar het rode vak.
verdampen
condenseren
de neerslag
de waterdamp

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verwerkingsopdracht
Uitleg
Je gaat straks voor kinderen in groep 5/6 een explainer maken over de waterkringloop. Maar hoe doe je dat eigenlijk? Geen paniek, ik help je er stap voor stap doorheen!

Slide 13 - Tekstslide

Verwerkingsopdracht
Verwerkingsopdracht
Uitleg
Bekijk het voorbeeld van een explainer hiernaast.
Stap 1
Wat is een explainer?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat
Heb jij de tekst goed begrepen? Test je kennis!
Wat is het doel van de maker van de explainer?
A
Hij geeft informatie en wil je iets uitleggen.
B
Hij wil je overhalen om iets te doen.
C
Hij wil je vooral vermaken door grapjes te maken.
D
Hij vertelt hoe je iets stap voor stap moet doen.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verwerkingsopdracht
Uitleg
Laten we de explainer verder onderzoeken. Hij bestaat uit een inleiding - een middenstuk (de kern) en een afsluiting. Maar welk gedeelte uit het filmpje hoort bij wat? Op de volgende slide zie je gedeeltes van de tekst uit de explainer. Kun jij ontdekken wat bij de inleiding, de kern en de afsluiting hoort?

Slide 16 - Tekstslide

Verwerkingsopdracht
Verwerkingsopdracht
Herken jij de inleiding, het middenstuk met informatie en de afsluiting in het filmpje? Slepen maar!
inleiding
kern
slot

Een geschminckt gezicht, een absurd grote mond en een rode neus. Ik was vroeger doodsbang voor clowns. En ik ben niet de enige. Veel meer mensen krijgen de kriebels van clowns. Dit is uitgezocht. In elke aflevering hebben we één onderwerp helemaal voor jullie uitgezocht. Dit keer: angst voor clowns.

Dit zijn de belangrijkste redenen waarom mensen bang zijn voor clowns:
1. Het masker van schminck. Je kunt niet zien wie er achter de schminck zit en hoe die persoon zich voelt. En dat vertrouw je niet. 2. Net niet menselijk. Clowns hebben vaak een overdreven grote neus, een brede mond en enorme handen en voeten. 3. Onvoorspelbaar gedrag. Je weet nooit wat je kunt verwachten bij een clown.

Als je nu heel erg bang bent voor clowns of ze gewoon een beetje eng vindt, houd dan dit in je achterhoofd: clowns zijn ook maar gewoon mensen!

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verwerkingsopdracht
Uitleg
  • Een explainer is een uitlegfilmpje.
  • In een explainer geeft de maker informatie over een onderwerp.
  • In een explainer wil de maker je iets leren over een onderwerp. Hij legt iets uit.
  • Een explainer heeft een logische opbouw: hij bestaat uit een inleiding, een middenstuk met informatie en een pakkende afsluiting.
Conclusies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerkingsopdracht
Aan de slag!
Werk samen in tweetallen. Schrijf op wat jullie in de explainer gaan vertellen. Het schrijfkader kan jullie hierbij helpen.
Stap 2
Eerst de tekst

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerkingsopdracht
Aan de slag!
Jullie zijn er klaar voor om jullie explainer over de waterkringloop op te nemen. Bekijk je van te voren samen de punten in de checklist? Die helpen je vast en zeker om de explainer nog beter te maken. Veel succes!
Stap 3
Van tekst naar filmpje
timer
15:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wereldoriëntatie
  • Ik weet hoe de korte en de lange waterkringloop eruitziet.
  • Ik weet hoe de weersverschijnselen verdampen, neerslag en wolkvorming ontstaan.
Dit weet ik nu ... & Dit kan ik nu ...
Woordenschat
  • Ik begrijp de belangrijke woorden die met de waterkringloop te maken hebben.
Taal
  • Ik kan in een explainer aan kinderen in groep 5/6 uitleggen hoe de korte en de lange waterkringloop eruitziet.
Heb jij de lesdoelen behaald, vind je?

Slide 21 - Tekstslide

Controle lesdoelen
Hebben de leerlingen de lesdoelen behaald?
Vragenmuur & Weetmuur
  • Welke vragen zijn al beantwoord? Verplaats deze naar de weetmuur. 
  • Op welke vragen hoop je de volgende les antwoord te krijgen? 
  • Zijn er tijdens deze les nieuwe vragen in je opgekomen?

Slide 22 - Tekstslide

Vragenmuur & weetmuur
Bekijk samen met de leerlingen de vragenmuur. Zijn er al vragen beantwoord? Verplaats die vragen naar de weetmuur. Zijn er tijdens deze les nieuwe vragen ontstaan?
              Tot de volgende keer!

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LESDOEL
Ik kan woorden met -aai, -ooi en -oei correct spellen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aai-ooi-oei woord: 
Ik hoor de j, maar ik schrijf de i.
Voorbeeld: haai - hooi - roei

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is geen
aai-ooi-oei woord?
A
maai
B
kooi
C
foei
D
nieuw

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke regel hoort bij het
aai-ooi-oei-woord?
A
Je hoort de i maar je schrijft de j
B
Je hoort de j maar je schrijft de i
C
Er mag geen g tussen
D
Er mag geen u tussen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
maajen
B
maaijen
C
maaien
D
maien

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
hooi
B
hooj
C
hooij
D
hoi

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
roejen
B
roeien
C
roeijen
D
roeiien

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
gooijen
B
goojen
C
goien
D
gooien

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
dooier
B
dooijer
C
doojer
D
doier

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
draien
B
draajen
C
draaien
D
draaijen

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
gloeijlamp
B
gloeilamp
C
gloejlamp
D
glooilamp

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
aajen
B
aaijen
C
aaien
D
aien

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
koeien
B
koeijen
C
koejen
D
kooien

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
zwaien
B
zwaaien
C
zwaaijen
D
zwaajen

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
saaje
B
saaije
C
saie
D
saaie

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
papegaaj
B
papegai
C
papegaai
D
papegaaij

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
ooijevaar
B
ooievaar
C
oojevaar
D
oievaar

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

sleep het woord naar het plaatje 
kooi
plooi
haai
kraai
ik maai
ik roei

Slide 41 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dictee

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies