6.4 aaiooi

LESDOEL
Ik kan woorden met -aai, -ooi en -oei correct spellen.
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

LESDOEL
Ik kan woorden met -aai, -ooi en -oei correct spellen.

Slide 1 - Tekstslide

Aai-ooi-oei woord: 
Ik hoor de j, maar ik schrijf de i.
Voorbeeld: haai - hooi - roei

Slide 2 - Tekstslide

Welk woord is geen
aai-ooi-oei woord?
A
maai
B
kooi
C
foei
D
nieuw

Slide 3 - Quizvraag

Welke regel hoort bij het
aai-ooi-oei-woord?
A
Je hoort de i maar je schrijft de j
B
Je hoort de j maar je schrijft de i
C
Er mag geen g tussen
D
Er mag geen u tussen

Slide 4 - Quizvraag


A
maajen
B
maaijen
C
maaien
D
maien

Slide 5 - Quizvraag


A
hooi
B
hooj
C
hooij
D
hoi

Slide 6 - Quizvraag


A
roejen
B
roeien
C
roeijen
D
roeiien

Slide 7 - Quizvraag


A
gooijen
B
goojen
C
goien
D
gooien

Slide 8 - Quizvraag


A
dooier
B
dooijer
C
doojer
D
doier

Slide 9 - Quizvraag


A
draien
B
draajen
C
draaien
D
draaijen

Slide 10 - Quizvraag


A
gloeijlamp
B
gloeilamp
C
gloejlamp
D
glooilamp

Slide 11 - Quizvraag


A
aajen
B
aaijen
C
aaien
D
aien

Slide 12 - Quizvraag


A
koeien
B
koeijen
C
koejen
D
kooien

Slide 13 - Quizvraag


A
zwaien
B
zwaaien
C
zwaaijen
D
zwaajen

Slide 14 - Quizvraag


A
sproejen
B
sproeijen
C
sproeien
D
sprooien

Slide 15 - Quizvraag


A
dooien
B
doojen
C
dooijen
D
doien

Slide 16 - Quizvraag


A
knoejen
B
knoeien
C
knoeijen
D
knooien

Slide 17 - Quizvraag


A
kooijen
B
koien
C
kooien
D
koojen

Slide 18 - Quizvraag


A
saaje
B
saaije
C
saie
D
saaie

Slide 19 - Quizvraag


A
papegaaj
B
papegai
C
papegaai
D
papegaaij

Slide 20 - Quizvraag


A
groeien
B
groejen
C
groeijen
D
grooien

Slide 21 - Quizvraag


A
stoejen
B
stoeien
C
stoeijen
D
stooien

Slide 22 - Quizvraag


A
ooijevaar
B
ooievaar
C
oojevaar
D
oievaar

Slide 23 - Quizvraag

sleep het woord naar het plaatje 
kooi
plooi
haai
kraai
ik maai
ik roei

Slide 24 - Sleepvraag

Woorden lezen 
          - aai
          - ooi
          - oei

Slide 25 - Tekstslide


A
haai
B
haaj
C
hai
D
haaie

Slide 26 - Quizvraag


A
foei
B
leuk
C
stoei
D
snoei

Slide 27 - Quizvraag


A
mooi
B
hooi
C
goud
D
gooi

Slide 28 - Quizvraag


A
stro
B
hooj
C
hooi
D
gras

Slide 29 - Quizvraag


A
boei
B
roei
C
roer
D
roej

Slide 30 - Quizvraag

Woorden schrijven
                     - aai 
                     - ooi 
                     - oei 

Slide 31 - Tekstslide


Slide 32 - Open vraag


Slide 33 - Open vraag


Slide 34 - Open vraag


Slide 35 - Open vraag


Slide 36 - Open vraag

Oefenen

Slide 37 - Tekstslide


Slide 38 - Open vraag


Slide 39 - Open vraag


Slide 40 - Open vraag


Slide 41 - Open vraag


Slide 42 - Open vraag


Slide 43 - Open vraag


Slide 44 - Open vraag


Slide 45 - Open vraag

ik leer ...
                     - aai 
                     - ooi 
                     - oei 

Slide 46 - Tekstslide

ik leer ...
                     - aai 
                     - ooi 
                     - oei 

Slide 47 - Tekstslide

Welke regel hoort bij het
aai-ooi-oei-woord?
Begin de zin met: Ik hoor een ... maar schrijf een ...

Slide 48 - Open vraag

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Link