Formuleren lastige werkwoorden kennen/kunnen, liggen/leggen

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


- Je kent de betekenis van de werkwoorden kennen en kunnen en liggen en leggen.
- Je kunt de werkwoorden goed vervoegen.


Taalverzorging
formuleren

Slide 2 - Tekstslide

LASTIGE WERKWOORDEN:
KENNEN en KUNNEN, LEGGEN EN LIGGEN
liggen = ergens op rusten of zich ergens bevinden
leggen = je geeft het ergens een plaats

kennen = kennis
kunnen = vaardigheden

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

OPDRACHT

Er volgen nu een aantal zinnen.
Vul steeds de goede vorm van het werkwoord 
liggen of leggen, kunnen of kennen in.

Slide 5 - Tekstslide

Alle spelers ___ de regels.

Slide 6 - Open vraag

Heleen ___ wel vier talen.

Slide 7 - Open vraag

Hij ___ alle nummers van die band uit zijn hoofd.

Slide 8 - Open vraag

Ik ___ zijn naam niet goed onthouden.

Slide 9 - Open vraag

___ jullie mij hiermee helpen?

Slide 10 - Open vraag

Gitte en Ella ___ heel snel typen.

Slide 11 - Open vraag

De meeste mensen ___ hun buren.

Slide 12 - Open vraag

Sabine ___ zelf haar fiets repareren.

Slide 13 - Open vraag

Ik ___ nog lekker in bed.

Slide 14 - Open vraag

Wij ___ de sleutels in de la.

Slide 15 - Open vraag

Het boek ___ op de grond.

Slide 16 - Open vraag

Nog even herhalen ...
liggen = ergens op rusten of zich ergens bevinden
leggen = je geeft het ergens een plaats
kennen = kennis
kunnen = vaardigheden

Slide 17 - Tekstslide