Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
H1 Formuleren leggen/liggen
1 / 33
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 4
In deze les zitten
33 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
H1 Taalverzorging
Formuleren
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoel
Je leert over lastige werkwoorden.
Slide 3 - Tekstslide
Lastige werkwoorden
Deze werkwoorden worden vaak fout gebruikt. Daarom besteden we in de les extra aandacht aan:
- kennen - kunnen
- liggen - leggen
- willen
Slide 4 - Tekstslide
kennen
Iets weten of geleerd hebben.
Bijvoorbeeld:
Ik ken de spelregels van rugby.
Slide 5 - Tekstslide
kennen (tegenwoordige tijd)
Het werkwoord 'kennen' wordt vaak fout gebruikt.
Enkelvoud
:
Meervoud
:
ik ken wij/jullie/zij kennen
jij/u kent - ken jij? - kent u?
hij/zij/het kent
Slide 6 - Tekstslide
kennen (verleden tijd)
Enkelvoud
:
Meervoud
:
ik/jij/hij/zij/u kende wij/jullie/zij kenden
Verwar de verleden tijd bij dit werkwoorden niet met '
kon
' en '
konden
'
Slide 7 - Tekstslide
kunnen
in staat zijn om iets te doen
Bijvoorbeeld:
Ik kan heel goed dansen.
Slide 8 - Tekstslide
kunnen (tegenwoordige tijd)
Ook het werkwoord 'kunnen' wordt vaak fout gebruikt.
Enkelvoud
:
Meervoud
:
ik kan wij/jullie/zij kunnen
jij/u kan - kan jij? - kan u?
hij/zij/het kan
Slide 9 - Tekstslide
kunnen (verleden tijd)
Ook het werkwoord 'kunnen' wordt vaak fout gebruikt.
Enkelvoud
:
Meervoud
:
ik/jij/hij/zij/u kon wij/jullie/zij konden
Verwar de verleden tijd bij dit werkwoorden niet met '
kende
' en '
kenden
'
Slide 10 - Tekstslide
liggen
zich bevinden, rusten
Bijvoorbeeld:
De hond ligt in zijn mand.
Slide 11 - Tekstslide
liggen (tegenwoordige tijd)
Ook het werkwoord 'willen' wordt vaak fout gebruikt.
Enkelvoud
:
Meervoud
:
ik lig wij/jullie/zij liggen
jij/u ligt - lig jij? - ligt u?
hij/zij/het ligt
Slide 12 - Tekstslide
liggen (verleden tijd)
Ook het werkwoord 'willen' wordt vaak fout gebruikt.
Enkelvoud
:
Meervoud
:
ik/jij/hij/zij/u lag wij/jullie/zij lagen
Verwar de verleden tijd bij dit werkwoorden niet met 'l
egde
' en 'l
egden
'
Slide 13 - Tekstslide
leggen
iets doen.
Bijvoorbeeld:
Sem legt zijn tas op tafel.
Slide 14 - Tekstslide
leggen (tegenwoordige tijd)
Ook het werkwoord 'willen' wordt vaak fout gebruikt.
Enkelvoud
:
Meervoud
:
ik leg wij/jullie/zij leggen
jij/u legt - leg jij? - legt u?
hij/zij/het legt
Slide 15 - Tekstslide
leggen (verleden tijd)
Ook het werkwoord 'willen' wordt vaak fout gebruikt.
Enkelvoud
:
Meervoud
:
ik/jij/hij/zij/u legde wij/jullie/zij legden
Verwar de verleden tijd bij dit werkwoorden niet met '
lag
' en '
lagen
'
Slide 16 - Tekstslide
willen
Het bewust proberen te doen.
het verlangen, het wensen
Bijvoorbeeld:
Saskia wil morgen naar de Efteling.
Slide 17 - Tekstslide
willen (tegenwoordige tijd)
Ook het werkwoord 'willen' wordt vaak fout gebruikt.
Enkelvoud
:
Meervoud
:
ik wil wij/jullie/zij willen
jij/u wilt - wil jij? - wilt u?
hij/zij/het wil
Slide 18 - Tekstslide
willen (verleden tijd)
Ook het werkwoord 'willen' wordt vaak fout gebruikt.
Enkelvoud
:
Meervoud
:
ik/jij/hij/zij/u wilde wij/jullie/zij wilden
Gebruik als je schrijft nooit
wou
of
wouden
.
Slide 19 - Tekstslide
We gaan oefenen
kennen, kunnen, liggen, leggen, willen
Slide 20 - Tekstslide
willen
liggen
kennen
leggen
kunnen
iets doen
in staat zijn om iets te doen
zich bevinden, rusten
iets weten of geleerd hebben
het verlangen, het wensen
Slide 21 - Sleepvraag
We kennen/kunnen hem al jaren!
A
kennen
B
kunnen
Slide 22 - Quizvraag
Kennen is iets weten
Kunnen is iets doen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quizvraag
Mijn sleutels leggen/liggen nog op tafel dus ken/kan ik het huis niet in.
A
leggen/ken
B
liggen/kan
C
leggen/kan
D
liggen/ken
Slide 24 - Quizvraag
Liggen is rusten
Leggen is iets doen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quizvraag
Liggen of leggen?
A
Ik leg in een deuk.
B
Ik lig in een deuk.
Slide 26 - Quizvraag
De AH-bezorgers leggen/liggen alle boodschappen op tafel.
A
leggen
B
liggen
Slide 27 - Quizvraag
Na de training leggen/liggen alle vuile tenues op een hoopje.
A
leggen
B
liggen
Slide 28 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
Boter moet je in de koelkast [leggen/liggen].
A
Leggen
B
Liggen
Slide 29 - Quizvraag
Willen in t.t. en v.t.
Hij
A
wilt
B
wil
C
wou
D
wilde
Slide 30 - Quizvraag
Maken in het lesboek
blz. 34-35
Opdracht 1-2-3-4
Slide 31 - Tekstslide
Leren voor het tentamen
- Je kan lastige werkwoorden op de juiste manier gebruiken.
- Je legt de focus op de werkwoorden: kennen, kunnen, liggen, leggen en willen.
Slide 32 - Tekstslide
Einde les
Slide 33 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
H1 NN 4-GT Taalverzorging 3 Formuleren
Augustus 2022
- Les met
38 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 4
Laatste les voor de vakantie
Februari 2021
- Les met
45 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Laatste les voor de vakantie
Oktober 2024
- Les met
44 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
4TB Taalverzorging H1 les 3
September 2023
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
4TB Taalverzorging H1 les 3
5 dagen geleden
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
20/11 H1 Taalverzorging 3 Formuleren
6 dagen geleden
- Les met
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Spelling T2L5: Ik, jij of wij
Februari 2023
- Les met
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Taalverzorging Examen
December 2023
- Les met
38 slides