Toets formules tweede klas havo

Op een lampje staat 6 V; 100 mA.
Bereken het vermogen
A
6W
B
0,6 W
C
600 W
D
6 mW
1 / 24
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Op een lampje staat 6 V; 100 mA.
Bereken het vermogen
A
6W
B
0,6 W
C
600 W
D
6 mW

Slide 1 - Quizvraag

Bereken de stroomsterkte door een elektrisch kacheltje van 2 kW, aangesloten op de netspanning.
A
0,009 A
B
115 A
C
8,7 A
D
0,87 A

Slide 2 - Quizvraag

Bereken de spanning van een apparaat met een vermogen van 100 mW als er 500 mA door vloeit
A
0,2 V
B
5 V
C
2 V
D
5 A

Slide 3 - Quizvraag

Een super snelle motor rijdt gemiddeld 105 m/s.
Hoeveel km/h is dit ?
A
30 km/h
B
300 km/h
C
378 km/h
D
200 km/h

Slide 4 - Quizvraag

Een blokje heeft een massa van 5 gram en een volume van 2 cm3. Bereken de dichtheid.
A
5 g/cm3
B
10 g/cm3
C
7 g /cm3
D
2,5 g/cm3

Slide 5 - Quizvraag

Bereken het volume van een steentje met een massa van 10 g en een dichtheid van 5 g/cm3.
A
2 cm3
B
50 cm3
C
0,5 cm3
D
200 cm3

Slide 6 - Quizvraag

Reken om:

5 m2 = ......cm2
A
500
B
5000
C
50.000
D
500.000

Slide 7 - Quizvraag


Voor de trilling op de afbeelding geldt: 0,005 ms/div
Hoe groot is de frequentie van de trilling?
A
20 Hz
B
50 Hz
C
0,000020 Hz
D
50000 Hz

Slide 8 - Quizvraag


Een hommel maakt met zijn vleugels een brommend geluid. De frequentie van dit geluid is 200 Hz. Bereken hoe lang één volledige trilling duurt in milliseconden.
A
0,005 ms
B
0,05 ms
C
0,5 ms
D
5 ms

Slide 9 - Quizvraag


De benen van een stemvork bewegen in 10 seconden 660 keer heen en weer.
Hoe groot is de frequentie?
A
66 Hz
B
660 Hz
C
6600 Hz
D
66 kHz

Slide 10 - Quizvraag


Tussen het uitzenden van het geluid en het ontvangen van de echo zit 0,42 s. 
Hoe diep is de zee?
A
72 m
B
144 m
C
317 m
D
634 m

Slide 11 - Quizvraag


In het figuur is een geluidstrilling weergegeven. Hoe groot is de frequentie van deze trilling?
De frequentie is ----------- Herz.
Rond je antwoord af op een heel getal. Vul alleen het getal in zonder eenheid.

Slide 12 - Open vraag

Bereken de
frequentie
A
100 Hz
B
500 Hz
C
50 Hz
D
10 HZ

Slide 13 - Quizvraag

Een fietswiel met 36 spaken draait 72 x rond per minuut. Wat is de frequentie van de spaken ?
A
43
B
2592
C
2
D
20

Slide 14 - Quizvraag


Een snaar maakt 480000 trillingen per minuut, kan een mens dit geluid horen?
Een snaar maakt 480000 trillingen per minuut, kan een mens dit geluid horen?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 15 - Quizvraag


In welke afbeelding staat de trilling met de grootste trillingstijd getekend?
A
Afbeelding A
B
Afbeelding B
C
Afbeelding C
D
Afbeelding D

Slide 16 - Quizvraag


In welke afbeelding staat de trilling met de hoogste frequentie getekend?
A
Afbeelding A
B
Afbeelding B
C
Afbeelding C
D
Afbeelding D

Slide 17 - Quizvraag


In welke afbeelding staat de trilling met de grootste geluidssterkte getekend?
A
Afbeelding A
B
Afbeelding B
C
Afbeelding C
D
Afbeelding D

Slide 18 - Quizvraag


Hoeveel trillingen staan er in de afbeelding getekend?
A
1 trilling
B
2,5 trillingen
C
5 trillingen
D
10 trillingen

Slide 19 - Quizvraag


Een snaar maakt 480000 trillingen per minuut, kan een mens dit geluid horen?
Als de trillingstijd omlaag gaat, wordt de toonhoogte...
A
Hoger
B
Lager
C
Verandert niet

Slide 20 - Quizvraag


Wat heeft GEEN invloed op de toonhoogte van een trillende snaar?
A
De dikte van de snaar
B
Hoe hard je de snaar aanslaat
C
De lengte van de snaar
D
De spanning van de snaar

Slide 21 - Quizvraag


Voor de trilling op de afbeelding geldt: 0,005 ms/div
Hoe groot is de frequentie van de trilling?
A
20 Hz
B
50 Hz
C
0,000020 Hz
D
50000 Hz

Slide 22 - Quizvraag


Welke tonen hoor je beter bij een lage geluidssterkte?
A
Lage tonen
B
Midden tonen
C
Hoge tonen

Slide 23 - Quizvraag


Het geluid van een voorbijrazende trein wordt weerkaatst door een bergwand. Je hoort de echo van de trein na 6 seconden. Hoeveel meter is de bergwand van de trein verwijderd? De trein is ---------- meter van de bergwand verwijderd.

Rond je antwoord af op een heel getal. Vul alleen het getal in zonder eenheid.

Slide 24 - Open vraag