Je noemt een eigenschap die altijd bij dat begrip hoort:
Op een lentedag lagen we te luieren in het groene gras.
Met een snelle sprint passeerde de spits de verdediger.
Je zegt 2x hetzelfde met verschillende woorden:
De kleuters stonden keurig netjes in de rij.
Jij weet vast en zeker hoe laat het is.