Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Verwijswoorden
DOEL
- je kunt de juiste verwijswoorden gebruiken
formuleren:
verwijswoorden
1 / 16
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
In deze les zitten
16 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
15 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
DOEL
- je kunt de juiste verwijswoorden gebruiken
formuleren:
verwijswoorden
Slide 1 - Tekstslide
Bedenkt zelf een zin met 2 persoonlijke voornaamwoorden.
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Video
Bedenkt zelf een zin met 1 bezittelijk voornaamwoorden.
Slide 4 - Open vraag
VERWIJSWOORDEN
Verwijswoorden verwijzen meestal
naar een woord dat al eerder genoemd is of
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.
Slide 5 - Tekstslide
Verwijswoorden gebruik je in een tekst omdat
A
verwijswoorden handig zijn om te gebruiken
B
het lezen hierdoor gemakkelijker wordt
C
de schrijver niet steeds hetzelfde woord wil gebruiken
D
de schrijver lui is
Slide 6 - Quizvraag
Persoonlijk vnw
Soms verwijst een woord naar een persoon. Dit noemen we een persoonlijk voornaamwoord.
Voorbeeld:
Dit is Jan, hij heeft bruin haar.
Het woord 'hij' verwijst naar de persoon Jan en is dus een persoonlijk voornaamwoord
Slide 7 - Tekstslide
Bezittelijk vnw
Soms verwijst een woord naar bezit. Dit noemen we een bezittelijk voornaamwoord.
Voorbeeld:
Dit is Jan, zijn haar is bruin.
Het woord 'zijn ' verwijst naar het haar van Jan en is dus een bezittelijk voornaamwoord
Slide 8 - Tekstslide
HIJ heeft zijn broer een cadeau gegeven.
Hij=
Tekst
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
Slide 9 - Quizvraag
Hij heeft ZIJN broer een cadeau gegeven.
Zijn=
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
Slide 10 - Quizvraag
Na het boottochtje ontdekten we dat hun tante niet meer aan boord was.
Pers vnw =
A
het
B
hun
C
we
D
aan
Slide 11 - Quizvraag
Na het boottochtje ontdekten we dat hun tante niet meer aan boord was.
bezittelijk vnw =
A
het
B
hun
C
we
D
aan
Slide 12 - Quizvraag
Dit is niet ......... mobiel en ook niet van hem, maar het is mijn mobiel.
Welke bezittelijk vnw zie je?
A
jou
B
jouw
Slide 13 - Quizvraag
De kinderen gaan zometeen hard aan het werk. Ze hebben geleerd hoe ze verwijswoorden kunnen herkennen en toepassen in een zin.
Waar verwijst “ze” naar?
A
De kinderen
B
Groep 5
C
Werk
D
Verwijswoorden
Slide 14 - Quizvraag
Ik weet nu wat verwijswoorden zijn en ik kan ze herkennen.
A
ja
B
bijna
C
een beetje
D
snap er niets van
Slide 15 - Quizvraag
Huiswerk
Maak van hoofdstuk 4 het onderdeel 'Taalverzorging: verwijswoorden' (digitaal in de methode).
Slide 16 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
TV: H3-Verwijswoorden
Januari 2021
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
BLOK 2 Grammatica deel 2
November 2020
- Les met
36 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
BLOK 2 Grammatica deel 1
September 2020
- Les met
40 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Grammatica B Voornaamwoorden
Oktober 2023
- Les met
32 slides
Voornaamwoorden wederkerend, wederkerig, ( persoonlijk, bezittelijk)
Oktober 2022
- Les met
30 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica B Voornaamwoorden
April 2024
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Herhaling woordsoorten - voornaamwoorden
Oktober 2022
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
2H1 Grammatica taalkundig: persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Maart 2021
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2