b1 les 1

B1 les 1
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

B1 les 1

Slide 1 - Tekstslide



Hoe gaat het met je?
 Check in

Slide 2 - Tekstslide

Spreekoefening


Als je een jaar in een ander land mocht wonen, welk land zou je kiezen en waarom?

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het goede voltooid deelwoord van koken?
A
Ik heb gisteren de pasta gekookt.
B
Ik heb gisteren de pasta gekookd.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:
zeggen?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van:
fietsen

Slide 6 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van:
voetballen

Slide 7 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van:
schoonmaken

Slide 8 - Open vraag

Maak goede zinnen met de woorden.
1. schoonmaken - keuken
2. ophangen- was
3 innemen- de pillen
4. doorgeven- het bericht
5. opsturen - de brief
6. aanhebben - laarzen
7. uitnodigen- de buren

Slide 9 - Tekstslide

Spreekoefening: Alles verandert

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Bedenk een rijmwoord met -sch erin
edel
raken 
slim
kade
tikken
uw
kool


Slide 12 - Tekstslide

Klanken

-ng en -nk 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Welke woorden staan hier? NG of NK
eigenbela
koppeli
rechtba
overde
vrijstelli
reserveba
overwinni
bespreki
gesche



Slide 15 - Tekstslide

Bedenk zelf de woorden
1. Onder leiding van de ........ gaan de leerlingen een dagje uit.
2. Au, ik heb zo'n rugpijn. Wil je mijn ........ oprapen?
3. Durf jij een ...........aan te raken?
4. Als ik een ongeluk krijg, moet je contact opnemen met.......
5. ........................is niet goed voor het milieu.
6. .................zijn nu erg populair.
7. Omdat de cursist ziek is, kan hij niet deelnemen aan......
8. Wat is jouw talent? Ik kan goed.........

Slide 16 - Tekstslide

Nieuwe woorden leren
 • weigeren
 • ondanks
 • de gewoonte
 • de paniek
 • enthousiast
 • depressief
 • de uitdaging
• Onafhankelijk
Maak met elk woord één zin
1.  Ik weiger mee te doen met de les. 

Slide 17 - Tekstslide

weigeren – ondanks – de gewoonte – de paniek – enthousiast – depressief – de uitdaging – onafhankelijk
1. Hij voelde ______ toen hij zijn sleutels niet kon vinden en bijna te laat kwam voor zijn afspraak.
2. Mijn oma heeft ______ om elke ochtend een kopje thee te drinken voordat ze aan haar dag begint.
3. Ze bleef vrolijk en positief, ______ de moeilijke situatie.
4. Na het verliezen van zijn baan voelde hij zich lange tijd ______.
5. Het is een grote ______ om een nieuwe taal te leren, maar het is ook heel leuk!
6. Hij was zo ______ over zijn vakantie dat hij er de hele dag over praatte.
7. Sommige mensen ______ om hun mening te veranderen, zelfs als ze ongelijk hebben.
8. Ze woont al jaren alleen en is heel ______; ze heeft niemand nodig om voor haar te zorgen.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

schrijfopdracht 
 uitnodiging voor een feest.
Je bent volgende week vrijdag 10 jaar getrouwd. Je gaat een feest geven.
Omdat er heel veel mensen komen, is het feest niet thuis, maar in de kantine
van sportclub “De Trappers”. Het adres is Meerlaan 72 in Amsterdam West.
Je hebt bijna iedereen al gevraagd voor het feest, alleen de buren nog niet.
Je gaat naar de buren toe, maar ze zijn niet thuis. Daarom schrijf je een kort
briefje. Schrijf in het briefje de volgende dingen:
- waarom is het feest
- de buren mogen ook komen
- op welke dag is het feest
- hoe laat begint het
- waar is het feest

Slide 20 - Tekstslide

Spreekoefening Cultuur
Lees een zin voor.
Klopt dit voor jouw cultuur? Leg uit waarom (niet).
 1. Mensen vieren vaak feest.
 2. Waar ik vandaan kom, zijn mensen meestal buiten.
 3. Kleine kinderen moeten helpen geld te verdienen.
 4. Geloof speelt een belangrijke rol in het leven.
 5. In mijn cultuur zijn mannen even belangrijk als vrouwen.
 6. Werknemers mogen hun mening geven aan hun baas.
 7. Iedereen mag trouwen met wie hij of zij wil.
 8. Mensen zijn trots op hun land.

Slide 21 - Tekstslide

Beantwoord de vragen
1. Wat eet jij graag? 
 2. Wat heeft een agent altijd bij zich? 
 3. Zeg jij altijd wat je denkt? 
 4. Denk jij veel aan je land? 
 

Slide 22 - Tekstslide