4TL 7.4 les 1 Verteren

Begintaak
Noteer het antwoord je schrift of boek:
Popcornlongen ontstaan door het inademen van de stof diacetyl. Deze stof kom vrij bij het maken van popcorn. De stof veroorzaakt een verdikking van de wand van de longblaasjes.

--> Iemand met popcornlongen heeft minder zuurstof in zijn bloed dan een gezond persoon in een vergelijkbare situatie. Leg uit waardoor dit komt. 
 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Begintaak
Noteer het antwoord je schrift of boek:
Popcornlongen ontstaan door het inademen van de stof diacetyl. Deze stof kom vrij bij het maken van popcorn. De stof veroorzaakt een verdikking van de wand van de longblaasjes.

--> Iemand met popcornlongen heeft minder zuurstof in zijn bloed dan een gezond persoon in een vergelijkbare situatie. Leg uit waardoor dit komt. 
 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begintaak antwoord
Popcornlongen ontstaan door het inademen van de stof diacetyl. Deze stof kom vrij bij het maken van popcorn. De stof veroorzaakt een verdikking van de wand van de longblaasjes.--> Iemand met popcornlongen heeft minder zuurstof in zijn bloed dan een gezond persoon in een vergelijkbare situatie. Leg uit waardoor dit komt. 

Door de verdikking (in de wand van de longblaasjes) wordt de opname van zuurstof in het bloed moeilijker/minder.

 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 7 Ademen en Eten
7.1 Alles werkt samen
7.2 Ademen
7.3 Eten
7.4 Verteren les 1
7.5 Ademen en eten bij dieren

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 7.4
• Je kunt de delen van het verteringsstelsel benoemen en hun werking beschrijven.
• Je kunt uitleggen wat de functie van vertering is.
• Je kunt de functie en werking van verteringsenzymen beschrijven.
• Je kunt beschrijven waar in je verteringsstelselvertering van koolhydraten, eiwitten en vetten plaatsvindt.
• Je kunt uitleggen waar en hoe voedingsstoffen in het bloed komen.
• Je kunt beschrijven wat er met de voedselresten in de dikke darm gebeurt.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doorslikken van eten
1 = huig
2 = tong
3 = speekselklier
4 = strotklepje
5 = slokdarm

Slide 5 - Tekstslide

1 = huig, sluit neusholte af
2 = tong, duwt voedselbrij in slokdarm
3 = speekselklier, wordt speeksel gevormd
4 = strotklepje, sluit luchtpijp af
5 = slokdarm, peristaltische bewegingen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Peristaltische beweging
3 = kringspieren
4 = lengtespieren
5 = voedselbrij

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bliksemvragen
Vertering

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is vertering?
  • Grote voedingsstoffen zoals eiwitten, vetten en koolhydraten, kunnen niet meteen in het bloed worden opgenomen.

  • Het klein maken van voedingsstoffen (door verteringssappen) heet vertering.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 stappen

1. Binden

2. Knippen

3. Loslaten
Sleutel - slot principe

Enzymen zijn gevoelig voor zuurgraad en temperatuur

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Optimumtemperatuur
< 10: werkt het niet

37: optimaal, het snelst

> 45: stuk

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Laat maar zien

Inloggen in LessonUp

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het enzym in de afbeelding?
D
D
D
A
Blauw - A
B
Paars - B
C
Rood - C
D
Oranje - D

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymactiviteit gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit af.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af.
D
Bij R is de enzymactiviteit het hoogst.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit bij 25 graden?
A
x (rood)
B
y (groen)
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Huiswerk:

Lezen 7.4 blz 56 t/m 64
Maken 7.4 opdracht 12 t/m 27






Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke van deze 4 situaties verbruik je de meeste energie?
A
Je gaat op een warme dag op de fiets naar school
B
Je gaat op een koude dag op de fiets naar school
C
Je gaat op een warme dag met de bus naar school
D
Je gaat op een koude dag met de bus naar school

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Natasja is ernstig ziek geweest. Ze heeft lang in bed gelegen en is afgevallen en haar spieren zijn verzwakt. Vanwege haar gezondheid moet ze aansterken. Daarom eet ze volgens de schijf van vijf. Van welke voedingsmiddelen moet Natasja wat extra eten, zodat ze aansterkt?
A
bruin brood, aardappelen en peulvruchten
B
appels, sinaasappels en bananen
C
bloemkool, paprika en tomaten
D
tofu, vlees en vis

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ZETMEEL (KOOLHYDRATEN)
EIWITTEN
VETTEN
speeksel
maagsap
alvleessap
darmsap
darmsap
alvleessap
alvleessap

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Begintaak
Noteer de namen van de onderdelen van de kies waar de tandarts een gaatje in heeft geboord. 
 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Te veel suiker
  • Eet je veel zoete voedingsmiddelen? Dan heb je sneller kans op tandbederf (cariës).

  • Bacteriën zetten de suikers om in een zuur.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen zijn gevoelig voor temperatuur. Ze werken het beste bij de optimumtemperatuur. Wat gebeurt er met het enzym als deze boven de maximumtemperatuur komt?
A
Het enzym gaat sneller werken.
B
Het enzym gaat langzamer werken.
C
Het enzym gaat kapot.
D
Het enzym werkt niet meer.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies