1.redekundig ontleden: zinsdelen benoemen in een zin
2. uitleg over bijwoordelijke bepaling en voorzetselvoorwerp.
3. VZV en BWB herkennen in een zin
4. Uitleg schrijfopdracht
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Blokuur leerdoelen
1.redekundig ontleden: zinsdelen benoemen in een zin
2. uitleg over bijwoordelijke bepaling en voorzetselvoorwerp.
3. VZV en BWB herkennen in een zin
4. Uitleg schrijfopdracht
Slide 1 - Tekstslide
Deze week
Volgende week
Herhalingsweek
PTO-week
Redekundig ontleden hst 37
Uitleg schrijfopdracht
Start werken aan boekopdracht (in klas)
Inleveren schrijfopdracht
Inleveren boekopdracht
PTO
Slide 2 - Tekstslide
Planning vandaag
Uitleg
Samen oefenen (pak je boek en ga in deze lessonup)
2e uur Uitleg schrijfopdracht
Aan de slag met huiswerk of Numo
Slide 3 - Tekstslide
Tot nu hebben we gehad
We gaan nu verder met
Persoonsvorm & Onderwerp hst 20
Werkwoordelijk gezegde hst 21
Lijdend voorwerp & Meewerkend voorwerp hst 22
Bijwoordelijke bepaling
Voorzetselvoorwerp Hst 37
Slide 4 - Tekstslide
Stappenplan redekundig ontleden
1. zoek de pv: maak de zin vragend of verander het getal
2. zoek het gezegde (wwg)
3. zoek het ow (= onderwerp): wie of wat + gezegde? 4. zoek het lv (=lijdend voorwerp): wie of wat + gezegde + ond? 5. zoek het mw (= meewerkend voorwerp): aan wie/voor wie + gezegde + ond + lv?
Slide 5 - Tekstslide
Benoem de zinsdelen in deze zin (pv/ow/wwg/lw/mv): De directeur heeft de vrouwen van zijn bedrijf een bloemetje gegeven.
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Eigenlijk...
is een bijwoordelijke bepaling het zinsdeel dat antwoord geeft op de vragen: waar, waarheen, wanneer, waarom , waarvoor, waarmee, hoe, met wie, met wat, waardoor etc.
Slide 12 - Tekstslide
Wat is de bijwoordelijke bepaling in deze zin? De directeur heeft gisteren ook de vrouwen van zijn bedrijf een bloemetje gegeven.
Slide 13 - Open vraag
Wat is of zijn de bijwoordelijke bepaling(en) in deze zin? In Oekraïne is het nu oorlog.
A
In Oekraïne
B
is
C
oorlog
D
nu
Slide 14 - Quizvraag
Wat is of zijn de bijwoordelijke bepaling(en) in deze zin? Poetin wil daar de baas zijn
A
Poetin
B
wil zijn
C
daar
D
de baas
Slide 15 - Quizvraag
Wat is of zijn de bijwoordelijke bepaling(en) in deze zin? De Oekraïense bevolking vecht met hart en ziel voor hun land.
A
De Oekraïense bevolking
B
voor hun land
C
met hart en ziel
D
vecht
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
= zinsdeel
Slide 18 - Tekstslide
Wat waren ook weer voorzetsels?
Slide 19 - Woordweb
Voorzetsels
KAST
voor de kast
in de kast
op de kast
onder de kast
boven de kast
naast de kast
achter de kast
VAKANTIE
na de vakantie
voor de vakantie
tijdens de vakantie
vanwege de vakantie
in de vakantie
door de vakantie
van de vakantie
Slide 20 - Tekstslide
Let op: het gaat om een VASTE combinatie
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Verzin een werkwoord met een voorzetselvoorwerp (dat niet net genoemd is) en maak een zin.
Slide 24 - Open vraag
Samen aan de slag
Boek blz. 148
Vraag 1
Slide 25 - Tekstslide
Hmmmmm...
Wat is eigenlijk het verschil tussen een werkwoordelijke uitdrukking (hst 21) en een voorzetsel voorwerp (hst 37)?
Uitdrukking is een soort spreekwoord EN onderdeel van het werkwoordelijk gezegde (zoals 'ik ging uit mijn dak')
Voorzetsel voorwerp is een eigen zinsdeel.
Slide 26 - Tekstslide
De schrijfopdracht
Je schrijft een korte tekst waarin je uitlegt hoe een leuke vlog eruit ziet. Geef een heldere uitleg, die lekker leest. Het liefst met humor erin.
Zorg dat je verbindingswoorden gebruikt.
Lees hst 25, 26 en 33 voor je begint.
Je tekst moet minimaal 150 woorden lang zijn (dat zijn ca. 17-20 zinnen)
Slide 27 - Tekstslide
Huiswerk vrijdag
Maak vraag 6 en 7 maandag 14 maart
Nu aan de slag met huiswerk of Numo
Slide 28 - Tekstslide
Wat heb je vandaag geleerd
1.Wat redekundig ontleden ook weer was: zinsdelen benoemen in een zin.
2. wat bijwoordelijke bepalingen zijn en hoe je een voorzetselvoorwerp vindt in een zin.
3. wat we volgende week gaan doen.
Slide 29 - Tekstslide
Leerdoelen vandaag
1. vraag 7 hoofdstuk 37: heb je eruit gehaald wat moest?
2. schrijfopdracht. Samen denken over wat een goede vlog is.
3. voor jezelf bedenken wat jij belangrijk vindt aan een vlog
4. start met schrijven
Slide 30 - Tekstslide
Hst 37 vraag 7
a Persoonsvorm: remde. Onderwerp: Max Verstappen. Gezegde: remde. Bijwoordelijke bepaling:
Met veel risico; vlak voor de bocht op het natte asfalt; achter zijn voorganger.
b Persoonsvorm: zou. Onderwerp: Schumacher. Gezegde: zou hebben gedaan. Lijdend voorwerp:het. Bijwoordelijke bepaling: nooit; op deze manier.
Slide 31 - Tekstslide
Hst 37 vraag 7
c Persoonsvorm: werd. Onderwerp: Het bedrijf. Gezegde: werd gered. Voorzetselvoorwerp: van de financiële ondergang. Bijwoordelijke bepaling: ternauwernood.
d Persoonsvorm: viel. Onderwerp: Nog niets. Gezegde: viel te zeggen. Voorzetselvoorwerp: Over het resultaat van het proefwerk.
e Persoonsvorm: zal. Onderwerp: De Brexit. Gezegde: zal uitlopen. Voorzetselvoorwerp: op een debacle. Bijwoordelijke bepaling: volgens sommige experts.
Slide 32 - Tekstslide
Hst 37 vraag 7
f Persoonsvorm: stuurde. Onderwerp: Bart. Gezegde: stuurde. Lijdend voorwerp: een klachtenmail naar de rector. Bijwoordelijke bepaling: namens heel klas 2C.
g Persoonsvorm: heeft. Onderwerp: Melania. Gezegde: heeft getrouwd. Lijdend voorwerp: een steenrijke man.
Slide 33 - Tekstslide
Hst 37 vraag 7
h Persoonsvorm: houden. Onderwerp: jullie. Gezegde: houden je bezig. Voorzetselvoorwerp: met jullie eigen zaken. Bijwoordelijke bepaling: Waarom; niet.
i Persoonsvorm: liet. Onderwerp: de premier. Gezegde: liet zich op de kast jagen (werkwoordelijke uitdrukking). Bijwoordelijke bepaling: Dankzij zijn goede mediatraining; niet.
j Persoonsvorm: wordt. Onderwerp: Een Rotterdamse belastingadviseur. Gezegde: wordt vervolgd. Voorzetselvoorwerp: voor oplichting.
Slide 34 - Tekstslide
Klaar met hst 37!
Slide 35 - Tekstslide
Schrijven over vlog
Slide 36 - Tekstslide
Wie/wat vinden jullie een leuke vlog(ger)? Oftewel 'youtuber'?
Slide 37 - Woordweb
Wat maakt deze vlogs leuk?
Slide 38 - Woordweb
Slide 39 - Video
Schrijf op
Wat vind jij een leuke vlog?
Is dat een 'goede' vlog of een 'leuke' vlog?
Wat bepaalt het verschil?
Welke elementen, onderdelen of opzet maakt het goed of niet goed?
Wat is een goede vlog en waarom?
Slide 40 - Tekstslide
Schrijfplan (hst 25/26/33)
Inleiding:
Kern:
Slot:
Titel?
Wat ga je vertellen
Hoe ga je dat vertellen
Uitleg, voorbeelden, let op je zinsopbouw en zinsverbanden met verbindingswoorden