Anatomie vragen

Welke bewegingen kunnen zowel door de m. latissimus dorsi als door de m. pectoralis major worden uitgevoerd?
A
Ante- en retroflexie
B
Abductie en exorotatie
C
Adductie en Endorotatie
1 / 31
volgende
Slide 1: Quizvraag
AnatomieBeroepsopleidingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welke bewegingen kunnen zowel door de m. latissimus dorsi als door de m. pectoralis major worden uitgevoerd?
A
Ante- en retroflexie
B
Abductie en exorotatie
C
Adductie en Endorotatie

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke spier heeft onder andere een aanhechting aan de condylus medialis tibiae?
A
M. biceps femoris
B
M. gastrocnemius
C
M. Semitendionosus

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de m. sartorius in het heupgewricht?
A
Anteflexie, abductie en exorotatie
B
Anteflexie, adductie en exorotatie
C
Anteflexie, abductie en endorotatie

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt gevormd door de vijf sacrale wervels?
A
Synchondrose
B
Syndesmose
C
Synostose

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de volgende spieren ligt het minst oppervlakkig?
A
M. rectus abdominis
B
M. obliquus abdominis internus
C
M. transversus abdominis.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om welke as geschieden de rotaties van de arm, in art. humeri?
A
Om een longitudinale as.
B
Om een sagittale as.
C
Om een transversale as.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke spieren zijn gemakkelijk te palperen?
A
mm. biceps femoris, soleus en quadratus lumborum.
B
mm. rectus femoris, tibialis anterior en gastrocnemius.
C
mm. semimembranosus, gracilis en iliopsoas.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om wat voor as vinden de rotaties in de wervelkolom plaats?
A
Om een longitudinale as.
B
Om een sagittale as.
C
Om een transversale as.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor wordt hyperextensie van het kniegewricht vooral beperkt?
A
Ligamenten
B
Menisci
C
Benige remming van het femurcondyl.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De dens is een onderdeel/uitsteeksel van?
A
De Atlas
B
Onderkant van de schedel
C
De axis

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een voetballer springt omhoog om een bal te koppen. Welke spier(en) is (zijn) actief tijdens de afzet?
A
De m. triceps surae, concentrisch.
B
De m. tibialis anterior, excentrisch.
C
De m. triceps surae, excentrisch.
D
De hamstrings concentrisch

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een verschil tussen de m. gastrocnemius en de m. soleus?
A
De m. gastrocnemius werkt op het kniegewricht.
B
De m. soleus heeft een andere distale aanhechting.
C
De m. soleus heeft 2 koppen.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door welke spier wordt de m.rhomboideus voor een groot deel bedekt?
A
m.teres major
B
m.latissimus dorsi
C
m.trapezius
D
m. erector spinae

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een voetballer schopt een bal over 50 meter. Van welke spier wordt dan, onder andere, activiteit gevraagd?
A
De m. quadriceps femoris van het 'schietbeen' en wel concentrisch.
B
De m. quadriceps femoris van het 'schietbeen' en wel excentrisch.
C
De hamstrings van het 'schietbeen' en wel concentrisch.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De cavitas glenoidalis is ..........gelegen van het acromion. **
A
Dorsaal
B
Caudaal
C
Ventraal
D
Mediaal

Slide 15 - Quizvraag

Wat klopt er eigenlijk niet helemaal aan deze vraag?
In welk vlak vind je de kromming bij een lumbale lordose?
A
Frontale vlak
B
Transversale vlak
C
Sagittale vlak

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor wordt de dorsaalflexie beweging in de thoracale wervelkolom beperkt?
A
De pr. transversus
B
De pr. coracoideus
C
De pr. thoracalis
D
De pr. spinosus

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een topsprinter loopt in een tijd van 4 uur de marathon (42km). Van welke soort spiervezel maakt hij gebruik?
A
Fast-twitch
B
Slow-twitch
C
Type 2
D
Anaërobe vezels

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De verhouding Slow-Twitch & Fast-Twitch spiervezels is......?
A
Trainbaar
B
Genetisch bepaald

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

2

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:16
Welke eiwitten zijn verantwoordelijk voor de concentrische en excentrische bewegingen?
A
Actine & Acetylcholine
B
Actine & Myosine
C
Sarcomeer & Myosine
D
Actine & Myosine

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:27
Een isometrische contractie is gelijk aan een.......?
A
Statische contractie
B
Isokinetische contractie
C
Concentrische contractie
D
Excentrische contractie

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:04
Van welk soort contractie is hier sprake in de m. latissimus dorsi?
A
Statische contractie
B
Isometrische contractie
C
Concentrische contractie
D
Excentrische contractie

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:15
Van wat voor soort contractie is er sprake in de biceps bij de neergaande beweging en waarom?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen onderdeel van een wervel?
A
Arcus vertebrae
B
Pr. spinosus
C
Foramen vertebrae
D
Pr. coracoideus

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van een Bursae mucosae?
A
Structuren verbinden
B
Verbeteren het glijvermogen van pezen
C
Het verminderen van frictie (wrijving)

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk bot stuk zie je op de afbeelding?
A
Humerus
B
Radius
C
Tibia
D
Femur

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het contractiele deel van de spier?
A
Myofibril
B
Spiervezel
C
Spierbundel
D
Endomysium

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort beweging wordt hiernaast gemaakt?
A
Eversie
B
Pronatie
C
Inversie
D
Supinatie

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De spons achtige structuur in beenderen noemen we.....?
A
Compacta
B
Spongiosa
C
Periost
D
Endost

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies