ONO - P1 + P2 herhaling

Het skelet
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
FitnessMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Het skelet

Slide 1 - Tekstslide

Het skelet
Functies van het skelet:
  • Stevigheid
  • Beweging mogelijk maken
  • Bescherming organen
  • Vorm geven aan lichaam

Slide 2 - Tekstslide

Waar zijn botten van gemaakt?
Grootste deel van het bot
bestaat uit been.
Bevat veel kalk = hard

Kraakbeen = buigzaam
Lijmstof in kraakbeen,
waardoor het beweegelijk is.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe laten spieren je botten bewegen?
  • Pezen vast aan bot
  • Antagonisten
  • ong 600 spieren 
  • De armstrekspier lang en dun
  • Bewegen

Slide 4 - Tekstslide

Het skelet van een volwassen mens bestaat uit ongeveer uit...?
A
500 botten
B
206 botten
C
350 botten
D
150 botten

Slide 5 - Quizvraag

Al je botten in je lichaam vormen samen de...?
A
Schedel
B
Beenderstelsel of skelet
C
Wervels
D
Bekken

Slide 6 - Quizvraag

Welke functies heeft ons skelet?
A
Vormgeven, bescherming en stevigheid
B
Vormgeven, stevigheid en beweging
C
Beweging, vormgeven, stevigheid en bescherming

Slide 7 - Quizvraag

Kun jij al raden waar we het vandaag over gaan hebben?

Slide 8 - Tekstslide

Schedel
Opperarm
Borstbeen
Spaakbeen
Wervelkolom
Dijbeen
Scheenbeen
Schouderblad

Slide 9 - Sleepvraag

sleutelbeen
Rib
ellepijp
bekken
knieschijf
Kuitbeen

Slide 10 - Sleepvraag

Typen gewrichten
  1. Kogelgewricht: De gewrichtskogel draait in
     de gewrichtskom van het andere bot.

  2. Rolgewricht: het ene bot draait om het 
    andere bot.

  3. Schaniergewricht: het ene bot beweegt 
    als een schanier tegenover het andere bot

Slide 11 - Tekstslide


Rechts zie je een voorbeeld van een gewricht.

Welk type gewricht is dit?



A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht

Slide 12 - Quizvraag


Rechts zie je een voorbeeld van een gewricht.

Welk type gewricht is dit?



A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht

Slide 13 - Quizvraag


Rechts zie je een voorbeeld van een gewricht.

Welk type gewricht is dit?



A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht

Slide 14 - Quizvraag

OPDRACHT

1 Benoem 4 OEFENINGEN/TOESTELLEN in de fitness  waarbij 2  gewrichten tegelijk worden gebruikt.

 
2 Benoem 4 OEFENINGEN/TOESTELLEN waarbij je slecht 1 gewicht gebruikt.




Slide 15 - Tekstslide

OPDRACHT
Praktijk
Train nu elke oefening die je hebt opgeschreven.
Per oefening:
3 series
10 herhalingen
Intensiteit 60% (niet te zwaar dus)

Slide 16 - Tekstslide

type 1 en type 2 spiervezels
Slow twitch en fast twitch 

Slide 17 - Tekstslide

Spiervezeltype


Type 1: rode spiervezels; slow-twitch  
Goed doorbloed, duursporters




Type 2: witte spiervezels; fast-twitch
minder goed doorbloed, kracht en sprint

Slide 18 - Tekstslide

Een agonist is een buigende spier die beweging veroorzaakt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Bij het aanspannen van de biceps, wat is de agonist en wat is de antagonist?
A
Beide zijn agonist en antagonist ontbreekt
B
Beide zijn antagonist en agonist ontbreekt
C
Biceps = antagonist / triceps = agonist
D
Biceps = agonist / triceps = antagonist

Slide 20 - Quizvraag

Agonist
Antagonist

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Welke sporters hebben type II spiervezels.
A
Zwemmer (lange afstand)
B
Zwemmer (korte afstand)
C
Sprinter
D
Hoogspringer

Slide 23 - Quizvraag

Welke sporters hebben type I spiervezels
A
Marathonschaatser
B
Voetballer
C
zwemmer (lange afstand)
D
Zwemmer (korte afstand)

Slide 24 - Quizvraag

Type 1: rode spiervezels; is voor sprinters?

A
Waar
B
Niet Waar

Slide 25 - Quizvraag

Longitudinale as
Sagittale as
Transversale as

Slide 26 - Tekstslide

Bewegingen elleboog en knie

flexie  (buigen) --> transversale as
extensie  (extensie) --> transversale as 

Slide 27 - Tekstslide

Flexie en extensie

Slide 28 - Tekstslide

Bewegingen schouder en heupgewicht 

Anteflexie
Retroflexie
Abductie
Adductie
Exorotatie
Endorotatie

Om welke as?


Transversale as
Transversale as
Sagitale as
Sagitale as
Longitudinale as
Longitudinale as

Slide 29 - Tekstslide

Abductie (van lichaam af)

Slide 30 - Tekstslide

Adductie (naar lichaam toe)

Slide 31 - Tekstslide

Bij fitness kennen we twee soorten apparaten namelijk:


1. Cardio apparaten

2. Kracht apparaten

Slide 32 - Tekstslide

2. Trainen met vaste (fitness)apparatuur
  • Er wordt gebruik gemaakt van apparaten
  • Beweging wordt begeleid en is gecontroleerder
Voordelen:
  • Gelijk te gebruiken, ook door beginners
  • Minder kans op blessures
  • Trainen met meer gewicht
Nadelen:
  • Hoofdzakelijk grotere spiergroepen
  • Traint minder spiercoördinatie
  • Minder variatie

Slide 33 - Tekstslide


Welk fitness apparaat is geen cardio trainer?

A
Crosstrainer
B
Loopband
C
Halterbank
D
Roeitrainer

Slide 34 - Quizvraag

Herhaling skeletspieren
Dynamische contractie
Concentrische = Tegen de zwaartekracht (Fz) in
Excentrische = Met de zwaartekracht mee (Fz). 

Wat is dan een statische/isometrische contractie
Spier levert wel kracht, maar wordt niet langer of korter

Slide 35 - Tekstslide

Dynamische kracht bestaat uit 2 onderdelen.

- Concentrische contractie - het overwinnen van een uitwendige weerstand - spier wordt korter

- Excentrische contractie - het tegenwerken of tegenhouden van een belasting - spier wordt langer

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

statische contractie

Slide 38 - Tekstslide

Bewegingsanalyse
* Voor de bewegingsanalyse hebben we het SNUITformulier gebruikt. Je moest 9 SNUIT formulieren invullen en inleveren dit blok. 

Slide 39 - Tekstslide

De afkorting SNUIT staat voor?
A
spiergroep-naam oefening-uitvoering-intensiteit-tempo/tips
B
spiergroep-naam oefening-uitvoering-instelling-tijd
C
spiergroep-naam oefening-uitvoering-instelling-tempo/tips
D
stimuleren-naam oefening-uitvoering-instelling-tempo/tips

Slide 40 - Quizvraag

Wat is GEEN doel van de warming up?
A
10% sterker worden doordat je lichaam warm is
B
Hart sneller laten pompen waardoor bloed beter circuleert
C
In de sfeer van de les / training komen
D
Competitief bezig zijn

Slide 41 - Quizvraag

Wat is de goede volgorde bij een warming-up?
A
Stretchen, algemeen deel, krachtoefeningen
B
Krachtoefeningen, stretchen, algemeen.
C
Algemeen deel, stretchen, krachtoefeningen

Slide 42 - Quizvraag

TOETS - ONO Fitness
Vrijdag 18 februari 
lesuur 1 
theorie boek t/m blz. 23 

Slide 43 - Tekstslide

warming-up 
  • Je stimuleert de bloedsomloop. Daardoor zijn je spieren goed doorbloeden minder kwetsbaar dan koude, stijve spieren. Zo voorkom je veel blessures.
  • Stofwisselingsprocessen verlopen sneller. Hierdoor komen je spieren makkelijker aan de nodige zuurstof en energie. Je produceert hierdoor ook minder afvalstoffen en daardoor heb je minder spierpijn.





Slide 44 - Tekstslide

Warming-up
  • De zenuwgeleiding neemt toe en dat is goed voor je reactievermogen.
  • Je bent niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk voorbereid op het sporten. Wie slim is, werkt dus heel geconcentreerd aan zijn warming-up!

Slide 45 - Tekstslide