WW spelling --> t.t. v.t.

Werkwoordspelling
tegenwoordige tijd + verleden tijd
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
tegenwoordige tijd + verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Ik snap de t.t. en v.t. al helemaal
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Waar denk je aan bij werkwoordspelling?
Werkwoordspelling

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

VERVOEGEN IN DE V.T.

Slide 5 - Tekstslide

PV in t.t.
Anne ...(proeven) van de taart.

Slide 6 - Open vraag

PV in t.t.
Hij .....( betalen) mij 100 barkie.

Slide 7 - Open vraag

PV in t.t.

.......(beloven) jij dat je niet gaat gamen vandaag?

Slide 8 - Open vraag

Maak een zin (t.t.) met het woord
'weten' (e.v) als PV.

Slide 9 - Open vraag

Noteer de PV van de zin in de V.T.
Hij (blaffen) het personeel af.

Slide 10 - Open vraag

Noteer de PV in de v.t.
Die meiden (praten) over niets anders.

Slide 11 - Open vraag

Noteer de PV van de zin in de V.T.
Jullie (vliegen) toch over Spanje?

Slide 12 - Open vraag

Maak een zin (v.t.) met het woord 'durven' (m.v.) als PV

Slide 13 - Open vraag

Wat moet ik
nog oefenen?

Slide 14 - Woordweb

Dankjewel :)
Tips voor mij?

Slide 15 - Tekstslide