fictie 3G2 blok 5

Lesplanning

Start les (aantekeningenschrift, I-Pad)
Instructie fictie
Zelfstandig werken


1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning

Start les (aantekeningenschrift, I-Pad)
Instructie fictie
Zelfstandig werken


Slide 1 - Tekstslide

Tijd in verhalen
Hoe laat een schrijver tijd zien?
  • Door een jaartal te noemen;
  • door historische figuren of gebeurtenissen te laten voorkomen;
  • door gebruiken, gewoontes, voorwerpen of kleding uit de tijd te beschrijven;
  • door de ruimte uit die tijd te beschrijven.

Slide 2 - Tekstslide

De vertelde tijd
De vertelde tijd is de tijd die voorbij gaat in het verhaal.

De schrijver geeft daarvoor aanwijzingen in zijn tekst, hij noemt bij voorbeeld woorden als: er ging een maand voorbij, of, drie jaar later.

Slide 3 - Tekstslide

Leg het verschil tussen vertelde tijd en verteltijd uit.

Slide 4 - Open vraag

Tijdsvolgorde
  • Chronologisch: het verhaal wordt verteld in de volgorde waarin het gebeurd is.

  • Niet-chronologisch: het verhaal wordt in een andere volgorde verteld --> bv. flashbacks, flashforwards






Slide 5 - Tekstslide

Terugverwijzing

Een terugverwijzing in een boek wijst met een kort zinnetje terug naar iets wat in het verleden gebeurd is. 


Bijvoorbeeld:

'Hij dacht terug aan die ochtend waarin hij haar nog in zijn armen had gehouden.'


Slide 6 - Tekstslide

Flashback & flashforward
Een terugverwijzing is korter dan een flashback. Bij een flashback spring je voor een langere periode terug in de tijd.

Flashback: de schrijver vertelt iets wat eerder gebeurd is. 

Flashforward: de schrijver vertelt iets wat in de toekomst gaat gebeuren. 

Slide 7 - Tekstslide

Welke functie kan een flashback hebben?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een flashback en een flashforward?

Slide 9 - Open vraag

Wat is een overeenkomt tussen een flashback en flashforward?

Slide 10 - Open vraag