1.1 & 1.2 Numerals and Pronouns

English
The 28th of September 
Ms. Derks
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

English
The 28th of September 
Ms. Derks

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plan for today

  • Grammar 1.1
  • Quiz
  • Nu Engels

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goals


• At the end of this lesson you can answer questions about a fragment.
• At the end of this lesson you can use numbers correctly in English.





Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ordinals - numerals
Ordinals zijn rangtelwoorden. Hiermee geef je iets of iemand zijn plek of rang aan.
Eerste, tweede, derde, zesde, tiende.

Numerals zijn gewoon nummers. Deze gebruik je om te rekenen, te tellen of hoeveelheden aan te geven.
Eén, zes, drie, acht, drieëntwintig 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Can you see the rule already?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The main rule:
Voeg -th toe aan het eind van een getal om er een 
rangtelwoord van de maken.

Ten                              tenth
Twenty-six                twenty-sixth
Seven                         seventh



Slide 6 - Tekstslide

Streepje tussen de twee getallen
Let op! Er zijn een paar uitzonderingen.
Alle eerste, tweede, derde moet je uit je hoofd leren.
First    second     third.                 Thirty-first          twenty-second.

5,9 en 12 schrijf je anders.
Five -> fifth.        nine -> ninth        twelve -> twelfth

Bij de hele tientallen verandert de -y in -ie.
Twenty -> twentieth                forty -> fortieth.


Slide 7 - Tekstslide

Streepje tussen de twee getallen
Numerals

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rangtelwoorden, zoals first, twenty-ninth, one hundred and fourteenth
Hoofdtelwoorden, zoals one, twenty-nine, one hundred and fourteen
Numerals
Ordinals

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de juiste Ordinals bij de getallen!
8e
12e
25e
43e
1e
13e
forty-third
twelfth
twenty-fifth
thirteenth
eighth
first

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

I won't say it for the ___ (20th) time!

A
twentieth
B
twenty
C
twentyth
D
twentith

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

She was placed ____ (2nd) in the race.

A
seconth
B
second
C
twoth
D
twoeth

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

This is the _____ (4th) time I have seen this film.
A
Forth
B
Four
C
Fourth
D
Furth

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Today is his ____ (29th) birthday.

A
twenty nienth
B
twenty ninth
C
twenty-nineth
D
twenty-ninth

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ordinal numbers
write in full: 3rd

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ordinal numbers
write in full: 48th

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ordinal numbers
write in full: 61st

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ordinal numbers
write in full: 20th

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ordinal numbers
write in full: 1467

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Let's get to work!
Nu Engels 1.1
Ex. 1 t/m5 (also grammar & extra grammar)
Read grammar explanation
Need help? Ask your neighbour first.

Done? Doorwerken 1.2


timer
30:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.2 Pronouns
Subject pronoun:
You 
He 
She 
It
We
They 
Object pronoun:
Me 
You 
Him
Her
It
Us
Them

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I, you, he, she, it, we, they
VOOR het werkwoord
He likes me
I am talking to her

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

me, you, him, her, it, us, them
Na het werkwoord
Do you like him
It is looking at them

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hey listen, ____ has a new computer.
A
Him
B
He
C
Their
D
I

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

And we can play games on ____. Do you want to come over?
A
It
B
Her
C
His
D
Us

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I'm fine thanks. I'm washing _____ car at the moment. We have a new one.
A
My
B
Him
C
I
D
Me

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oh, I'm sorry Nick. My sister and ___ are going to visit my aunt and uncle today.
A
Him
B
He
C
Her
D
I

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

____ are throwing a big party.
A
They
B
Their
C
Us
D
Them

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

She is looking at herself.
He is talking to himself.
They are enjoying themselves.
Reflexive Pronouns.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste reflexive pronoun in:
You bought ________ a new computer
A
Myself
B
Himself
C
Yourself
D
Themselves

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Each other / one another

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm in:
Those two love ________.
A
Ourselves
B
Each other
C
Yourself
D
One another

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Let's get to work!
Nu Engels
1.2 (Also extra grammar)
Read grammar explanation
Need help? Ask your neighbour first.

Done? Doorwerken 1.3


timer
30:00

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Link

Deze slide heeft geen instructies