Oefentoets Erfelijkheid

In tekening 1 van afbeelding 1 is een jong van een Maleise tapir getekend. In tekening 2 is hetzelfde dier twee jaar later getekend.

Het jonge dier heeft hetzelfde fenotype als het volwassen dier.
A
juist
B
onjuist
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

In tekening 1 van afbeelding 1 is een jong van een Maleise tapir getekend. In tekening 2 is hetzelfde dier twee jaar later getekend.

Het jonge dier heeft hetzelfde fenotype als het volwassen dier.
A
juist
B
onjuist

Slide 1 - Quizvraag

In tekening 1 van afbeelding 1 is een jong van een Maleise tapir getekend. In tekening 2 is hetzelfde dier twee jaar later getekend.

Het jonge dier hetzelfde genotype als het volwassen dier.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Alle kinderen uit één gezin hebben hetzelfde DNA.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Door geslachtelijke voortplanting ontstaan organismen met nieuwe genotypen.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag


Bacteriën die uit één ouder ontstaan door gewone celdeling, hebben hetzelfde genotype.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

In de kern van een geslachtscel van een mens zitten 23 paar chromosomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Een albino is een persoon waarbij er een foutje zit in het erfelijk materiaal.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Voor elke erfelijke eigenschap heb je twee genen
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Elke celkern in de longen van een koe bevat de complete informatie voor alle erfelijke eigenschappen van die koe.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Het fenotype komt tot stand door de invloeden uit je omgeving en door je genotype
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

In de kern van een cel van een kat zitten 19 paar chromosomen.
Hoeveel chromosomen heeft de geslachtscel van een kat?
A
38
B
19
C
9,5

Slide 11 - Quizvraag

Alle eicellen van een vrouw hebben hetzelfde genotype.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Thea en Nico doen de volgende beweringen over chromosomen.
Nico: ‘Chromosomen bevatten veel genen.’
Thea: ‘Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.’

Wie heeft, of wie hebben gelijk?

A
Alleen Nico.
B
Alleen Thea
C
Thea en Nico hebben beide gelijk
D
Thea en Nico hebben beide ongelijk

Slide 13 - Quizvraag

Het klein robertskruid is een plant uit de ooievaarsbekfamilie.
De eicellen van deze plant bevatten 16 chromosomen.

Hoeveel chromosomen bevat een cel van een blad van het klein robertskruid?

A
8
B
16
C
32
D
64

Slide 14 - Quizvraag

Op welk moment komt het genotype van een baby tot stand?
A
Op het moment van de vorming van de eicel.
B
Op het moment van de vorming van de zaadcel die de eicel bevrucht
C
Op het moment van de bevruchting van de eicel.
D
Op het moment van de geboorte van de baby.

Slide 15 - Quizvraag

Bij mensen zitten in iedere celkern 46 chromosomen.
Een ouderpaar heeft een eeneiíge tweeling.

Hoeveel chromosomen heeft elke lichaamscel van de tweeling?

A
22
B
23
C
23 paar
D
46 paar

Slide 16 - Quizvraag

Hoeveel zaadcellen zijn nodig voor een drie-eiïge drieling?
A
1
B
3
C
6

Slide 17 - Quizvraag