Planten

Planten
VMBO K - 4
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Planten
VMBO K - 4

Slide 1 - Tekstslide

Op de opperhuid zit een waslaagje. De opperhuid en het waslaagje beschermen het blad tegen waterverlies en ziekteverwekkers.





Opperhuid

Weefsel met bladgroenkorrels

Vaatbundels

Slide 2 - Tekstslide

Voor fotosynthese zijn twee stoffen nodig: koolstofdioxide en water.

Koolstofdioxide neemt een plant op uit de lucht, vooral via de huidmondjes.

Water neemt een plant op uit de bodem met de wortels.

Slide 3 - Tekstslide

De huidmondjes kunnen openen en sluiten. Door open huidmondjes verliest de plant voortdurend water. ’s Nachts zijn vrijwel alle huidmondjes gesloten. Bij droge omstandigheden kan de plant de huidmondjes ook overdag sluiten. Wanneer de huidmondjes gesloten zijn, kan de plant geen koolstofdioxide opnemen uit de lucht. Er vindt dan geen fotosynthese plaats.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen

J
e kunt in afbeeldingen vaatbundels, houtvaten en bastvaten benoemen en je kunt de functie van deze delen beschrijven.
 
Je kunt beschrijven hoe planten stevigheid verkrijgen.

Je kunt beschrijven hoe opname en transport van water en mineralen bij planten plaatsvinden.

Slide 5 - Tekstslide

Stengels vervoeren water en opgeloste stoffen van de wortels naar de bladeren en omgekeerd. Dit transport in stengels vindt vooral plaats via vaatbundels. 
 
In een vaatbundel liggen twee typen vaten:
Houtvaten vervoeren water en mineralen van de wortels via de stengels naar de (bloem)bladeren en knoppen.
Bastvaten vervoeren water en energierijke stoffen, vooral suiker, van de bladeren naar alle delen van de plant.

In stengels liggen de houtvaten altijd aan de binnenkant en de bastvaten altijd aan de buitenkant 

Slide 6 - Tekstslide

Wortels hebben drie functies:
• de plant vastzetten in de bodem
• water en mineralen opnemen
• reservestoffen opslaan

Houtvaten vervoeren het water omhoog, tegen de zwaartekracht in. De belangrijkste oorzaak van het transport in de houtvaten is de zuiging van de bladeren. Uit de bladeren verdampt voortdurend water. Door de verdamping van water vanuit de bladeren wordt het water in de houtvaten omhoog gezogen.

Een tweede oorzaak voor het transport in de houtvaten is de worteldruk. De wortels van een plant ‘persen’ het water in de houtvaten omhoog. 


Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen

Je kunt beschrijven onder welke omstandigheden fotosynthese en verbranding plaatsvinden.
Je kunt aangeven welke stoffen een plant kan maken uit de grondstof glucose en wat de functies zijn van deze stoffen.

Slide 8 - Tekstslide

Energierijke stoffen zijn gevormd door dieren of planten. Voorbeelden van energierijke stoffen zijn eiwitten, koolhydraten en vetten.

Energiearme stoffen komen voor in de levenloze natuur (rotsen, water, lucht). Voorbeelden van energiearme stoffen zijn koolstofdioxide, mineralen en water.

Slide 9 - Tekstslide

Bij fotosynthese wordt glucose gevormd. Glucose wordt gebruikt om te groeien. Glucose wat niet gebruikt wordt, wordt omgezet in bijvoorbeeld zetmeel.

Slide 10 - Tekstslide

De opbouw van energierijke stoffen uit andere stoffen noem je assimilatie (assimileren is samenstellen, opbouwen). Ook de vorming van glucose bij de fotosynthese is assimilatie.

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen 

8.4.1 Je kunt beschrijven hoe ongeslachtelijke en geslachtelijke voortplanting plaatsvinden en je kunt hiervan voorbeelden bij planten geven.
8.4.2 Je kunt de delen van een bloem noemen met hun kenmerken en functies.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen

8.5.1 Je kunt omschrijven wat bestuiving is en je kunt kenmerken van insectenbloemen en windbloemen noemen.
8.5.2 Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt en welke veranderingen er na bevruchting in het vruchtbeginsel plaatsvinden.
8.5.3 Je kunt uit afbeeldingen van (delen van) planten afleiden hoe de zaden worden verspreid.

Slide 15 - Tekstslide

Bestuiving kan plaatsvinden tussen bloemen die aan dezelfde plant groeien. Dat noem je zelfbestuiving. Bestuiving kan ook plaatsvinden tussen bloemen aan verschillende planten (van dezelfde soort). Dit heet kruisbestuiving.

Slide 16 - Tekstslide

Bloemen waarbij het stuifmeel door insecten wordt overgebracht, heten insectenbloemen. Insectenbloemen hebben meestal vrij grote bloemen. De stempels en helmknoppen zitten binnen de bloem. De stempels zijn meestal klein. De kroonbladeren zijn vaak opvallend gekleurd om insecten te lokken. Insecten komen ook af op de geur en op de nectar. Nectar is een zoet sap dat onder in de bloem zit.

Slide 17 - Tekstslide