After Spring break chapter 4 recap

1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. About your holiday (10 min)
  2. grammar recap (15 min)
  3. reading practice (20 min) 
  4. test  june the first (5min) what to learn?
Aan het eind van deze les weet je (weer) wat de hoofdstad en wat het symbool van Noord Ierland is, hoe de past continuous gemaakt wordt en wat je moet kunnen voor het proefwerk.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Holiday (noun)
500s, earlier haliday (c. 1200), from Old English haligdæg "holy day, consecrated day, religious anniversary;
Sabbath," from halig "holy" (see holy) + dæg "day" (see day);
in 14c. meaning both "religious festival" and "day of exemption from labor and recreation," but pronunciation and sense diverged 16c.
As an adjective mid-15c. Happy holidays is from mid-19c., in British English, with reference to summer vacation from school.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

How was your holiday?
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Remember chapter 5 grammar?  
Present Perfect v. Past simple
Some/Any/Something/Anything
Possesive Pronouns
Past continuous

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PAST CONTINUOUS
  • Wanneer moet je de past continuous gebruiken?
  • Wat is de regel?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Past Continuous
Wanneer gebruik je de Past Continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets een tijdje bezig of aan de gang was in het verleden.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past continuous 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past continuous:

Wat is de regel van de past continuous?
A
hele ww+ - ed of irregular verb
B
was/were hele ww+ -ing
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Continuous:
in welke zin wordt de past continuous gebruikt?
A
I haven't been to that film yet.
B
I was walking down the street when I tripped.
C
I lived in Utrecht in 2010
D
I am eating a sandwich.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Northern Ireland

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Northern Ireland and England have different paper money.
A
true
B
false

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welk land deelt Northern Ireland een eiland?
A
England
B
Scotland
C
Iceland
D
The republic of Ireland

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

This place is in Northern Ireland. It's called:
A
The giant's causeway
B
The giant's highway
C
The gaint's walkway
D
The giant's playground

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You can drive to Northern Ireland from Scotland.
A
True
B
False

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Northern Ireland has its own flag.
A
true
B
false

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The capital city of Northern Ireland is ...?
A
Dublin
B
Belfast

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Proefwerk 1 juni
Wat moet je kennen:
De woorden, grammar en expressions van unit 4
Wat moet je kunnen?
  1. Een korte tekst lezen en vragen beantwoorden
  2. Een korte tekst schrijven met gebruikmaking van de woorden uit unit 4 (politics, grocery shopping,fashion, celebrations)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson goals: PP + writing
 possessive pronouns (bezittelijke voornaamwoorden) - versterk jezelf 10 minuten

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Use the correct possessive pronoun:
The house at the end of the street is ...
A
my
B
thems
C
theirs
D
their

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun
met znw
zonder znw
Mijn
my
mine
jouw
your
yours
zijn
his
his
haar
her
hers
zijn/haar
its
-
onze
our
ours
jullie
your
yours
hun
their
theirs
Possessive pronoun

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Possessive Pronoun

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

(Zij zijn) the ones that went to Paris ; (hun)parents took them (daarheen)

A
They're- there - their
B
their - they're - there
C
They're - their - there

Slide 30 - Quizvraag

 


They're = they are
 Their  = possessive pronoun 
 There = location

Fill in the correct possessive pronoun:

He really likes...........new bike.
A
His
B
Yours
C
Hers
D
My

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Use the correct possessive pronoun:
Can I borrow your pen? I lost ...
A
my
B
mine
C
your
D
him

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Use the correct possessive pronoun:
Is this ... umbrella?
A
your
B
yours
C
hers
D
them

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

It's ..... decision, so I'll just stay out of it.
A
their
B
they're
C
there

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiding schrijfopdracht
Ter voorbereiding op het proefwerk, gaan we een aantal dingen doen vandaag: 
  • Filmpjes bekijken met tips over schrijfvaardigheid.
  • Een quiz over allerlei schrijfvaardigheidsonderwerpen.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vorm een vraag met deze woorden:
I - help - can - you - ?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraagzin is correct?
I walk to school.
A
Do I walk to school?
B
Walk I to school?

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet deze woorden in de juiste volgorde:
We - after school - at 3 o'clock - meet

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I - like - don't - this colour

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies

I wonder if ..... planning to go shopping with us.
A
their
B
they're
C
there

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Provide the formal word for (geef het formele/nette woord voor):

kids

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Their / there / they're

According to an old legend, ..... treasure is buried on that island.
A
their
B
they're
C
there

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraagzin is correct?
I love chocolate.

A
Love I chocolate?
B
Do I love chocolate?

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraagzin is correct?
Frank has got a big room.
A
Has Frank got a big room?
B
Does Frank have got a big room?

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Provide the formal word for:

wanna

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Provide the formal word for:

gonna

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraagzin is correct?
Julie and Jane have got the same bikes.
A
Have Julie and Jane got the same bikes?
B
Doe Julie and Jane have got the same bikes?

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Provide the formal word for (geef het formele/nette woord voor):

cops

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I believe Anna left her glasses over ..... .
A
their
B
they're
C
there

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor volgende week
Kijk je tekst na, leer van je fouten, en lever hem nog een keer in!

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies